Volgens den Zweedschen cryptoloog Yves Gylden („La crypto
graphic militaire des puissances centales pendant la guerre de
1914—1918", voorkomende in de R. M. F. van Augustus 1931)
zou de Duitsche cryptografische dienst gedurende den ganschen
oorlog niet op de hoogte van zijn taak zijn geweest, en zou de
Duitsche evolutie op cryptografisch gebied steeds bij die der
andere belligerenten ten achter zijn gebleven.
„Elle démontre, une fois de plus, cette vérité évidente que,
„dans un domain aussi complexe et aussi technique que la cryp-
„tographie, une improvisation se paie cher et que de la valeur
„technique des services en temps de paix, dépendent le succes ou
„la failiite des operations crypto gr aphiques en temps de guerre".
De Duitsche en Fransche werken over cryptografie, welke tot
1914 waren verschenen, waren totaal verschillend van opzet,,
vandaar dat men a. h. w. kan spreken van een Fransche School
en van een Duitsch-Oostenrijksche School, waarbij de Duitsche
schrijvers ten eerste weinig talrijk zijn, en voorts zeer weinig
originaliteit toonen en zich als het ware vastklampen aan de toen
reeds verouderde werken als die van Kliiber („Kryptographik",.
1809) en Kasiski („Die Geheimschriften und die Dechiffrierkunst",.
1863).
De Duitsche School negeert daarbij in tegenstelling met de
Fransche geheel en al de theoretische zijde der problemen, en
beperkt zich slechts tot de reeds sedert lang bekende vercijfe-
rings- en ontsluieringsprocédé's.
Hierdoor komt de wetenschap echter niet vooruit.
Dat deze wijze van behandeling der materie minder juist is, blijkt
ook onmiddellijk wanneer men bedenkt, dat de daadwerkelijke
veiligheid van een systeem in eerste instantie moet worden beoor
deeld naar de theoretische mogelijkheid om het te ontsluieren
eerst daarna komt beproeving op de eischen der practische
bruikbaarheid aan de orde.
Tusschen 1880 en 1914 bevat de (O-) Duitsche School geen
enkelen militairen schrijver, in tegenstelling met Frankrijk, waar
de schrijvers over cryptografie bijna uitsluitend militairen waren.
Wanneer men daarbij nog in aanmerking neemt, dat het Duitsche
Staf-personeel, dat met den vercijferingsdienst werd belast, geens
zins werd gekozen uit specialisten, doch eenvoudig werd
aangewezen, dan blijkt daaruit wel, dat de Duitsche vercijferings
dienst (leescryptografische dienst) bij den aanvang van den
oorlog weinig voor zijn taak berekend moet zijn geweest.
„La faute initiale remonte aux chefs d'Etats-major qui, n'ayant
aucunes connaissances techniques de la cryptographie, ne saisirent
pas la nécessité absolue de la formation et des qualités toutes
spéciales a exiger des officiers du Chiffre".
En juist de ingewijden in deze ingewikkelde materie zijn zoo
zeldzaam. „II leur faut une spécialisation trés poussée, et par
348