acht men meer art. noodig dan wij bij de divisie hebben. De kolonel Alléhaut wil in dit geval per divisie beschikken over 3 afdeelingen van 7,5 c.M. en 2 afdeelingen van 15,5 c.M, Doordat wij weinig art. hebben, zal elke afdeeling betrekkelijk veel vuuropdrachten krijgen en dit kan spoedig aanleiding zijn tot overbelasting van dit wapen. Hoe meer punten wij nu op ons lijstje hebben, hoe grooter de kans is, dat er telkens van uit de voorste lijn een berichtje gaat om art. vuur op dat en dat punt en even later weer op een ander punt en ieder die wel eens een oefening in een commando-post van de art. heeft medegemaakt weet, dat dit wapen tijd noodig heeft om aan onze verlangens te voldoen en dat niets onaangenamer voor de art. cn. is, dan steeds nieuwe vuuropdrachten te ont vangen, welke op het aangegeven uur niet zullen kunnen worden uitgevoerd, daar men dan met de vorige nog niet gereed is. De b. cn. moeten in eerste instantie medewerken, om dezen toestand te vermijden en, alvorens een aanvraag in te dienen, nagaan, of met de eigen wapens niet voldoende resultaten kunnen worden verkregen. En nu de munitievoorraad In nevenstaande tabel is uitgere kend, over welke uitgestrektheid onze div. art. (1 afd. vd., 1 afd. bg en 1 afd. hw.) vernietigings-, storend- of afsluitingsvuur zou kunnen afgeven met een dagvoorraad munitie (bij de batterij en in den G.T.). b. Wanneer wordt het art. vuur gevaarlijk voor de eigen inf.? Behalve dat men bij het aangeven der punten, welke door de art. zullen worden bevuurd, rekening moet houden met de gebo den zuinigheid, moet ook gedacht worden aan het vermelde in pt. 18 G. V. Mob. A. Het eerste lid van dit punt geeft reeds aan, dat „het niet wel mogelijk is" om te bepalen wanneer het art. vuur voor de eigen troepen gevaarlijk gaat worden. Punt 202 V. S. A. zegt, dat dit in elk geval afzonderlijk kan en moet worden berekend, daar verschillende factoren van invloed zijn. Het volgende punt ontraadt dan ook het vastleggen van getallen waarde in een voorschrift, daar het kiezen van eenige gevallen, welke als normale gevallen zouden kunnen gelden, niet mogelijk is. Toch geeft lid (2) van pt. 18 G. V. Mob. A. aan, dat „om de gedachte te bepalen", in horizontaal terrein en bij loodrecht schieten over eigen troepen en vurende op afstanden boven 2500 M., het eindpunt van de baan ongeveer 300 M. van die troepen moet zijn verwijderd. Uit de redactie van genoemde artikelen blijkt wel, dat onze voorschriften dit getal van 300 M. niet als een wet van Meden 378

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 32