en Perzen beschouwen. Vaak zal de afstand geringer kunnen zijn, doch dit zal de art. ct. ons in elk speciaal geval wel vertellen. Er zijn reeds stemmen opgegaan, welke zich verzetten tegen dit getal in de voorschriften, daar vaak de art. veel langer zal kunnen steunen. (Zie I. M. T. 1929, nos. 4, 6, 7, 8 en 10). Ieder kan uit deze artikelen zijn eigen conclusie distilleeren, daar het vraagstuk zoowel technisch als tactisch van alle zijden is bekeken. Het is dan ook niet de bedoeling dit strijdpunt hier opnieuw naar voren te brengen, doch volledigheidshalve zij hier onze con clusie neergeschreven, daar dit vraagstuk tennauwste verband houdt, met het in dit artikel besproken onderwerp. a. Daar het niet mogelijk is om een getal te noemen, dat in nagenoeg alle gevallen aangeeft, op welken afstand het art. vuur voor de eigen inf. gevaarlijk wordt en de niet-artille- risten toch behoefte gevoelen om eenigszins een houvast te hebben, moet in onze voorschriften een getal voorkomen,, waarbij de kans om door eigen art. vuur verliezen te lijden, practisch is uitgesloten. b. Houdt de niet-artillerist rekening met dit getal, (300 M.), dan zal in een voorkomend geval de art. ct. ons wel mede- deelen, dat hij langer kan steunen. c. Het is beter dat wij dit veilige getal als maatstaf aannemen met de wetenschap dat de toestand wel eens gunstiger kan zijn, dan dat wij rekenen op een langduriger steun en de art. ct. ons moet melden, dat het vuur eerder gevaar op zal leveren. Hiermede zijn, naar het ons voorkomt, de voornaamste punten, welke betrekking hebben op den omvang der opdrachten, welke aan de verschillende wapensoorten kunnen worden gegeven,, besproken. Bindende regelen zijn hiervoor niet te geven, maar wel moetem wij een denkbeeld hebben van de consequenties van hetgeen in< bevelen e. d. met betrekking tot dit onderwerp wordt gelast. 380

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 34