voorschrift den nadruk gelegd werd op het beperken van de dieptespreiding bij de opleiding van schutter en vuurleider. Door de invoering op ruimere schaal van de automatische Infan- teriewapens en door het opvoeren van het aantal vuurmonden per Infanterie eenheid, en mede door de technische vervolmaking van de Artillerie tijdens den grooten oorlog, beschikte men toen over voldoende middelen om op het gevechtsveld bepaalde terreinen, op ieder gewild oogenblik met projectielen in voldoende dicht heid te bestrooien. (Concentratievuren). Hierdoor werd de eigenlijke Infanterie in de vuurlinie ontlast van het massavuurbovendien was men ook door de verhoogde uitwerking van het vijandelijke Infanterie- en Artillerievuur genood zaakt tot aanneming van ijle formatie's en opstelling in de diepte. Daar ook de vijand hiertoe zijn toevlucht moest nemen, deden zich de wederzijdsche doelen anders aan elkander voor dan voor heen, zoodat meer dan vroeger voor de eigenlijke Infanterie het vuur van den enkelen schutter op den voorgrond trad. Juist door de machtige moreele uitwerking van het heden- daagsche Artillerie- en mitrailleurvuur heeft men o. i. terecht af gezien van den snellen horizontalen aanslag, als hulpmiddel om den invloed van de moreele factoren in het gevecht tot het mi nimum te beperken. Deze ervaringen hebben er ons toegebracht, om een nieuwe schietmethode uit te denken en voor goed te breken met de schietmethode Fabius, zoodat in het V. S. I. deel IV ook niet meer den nadruk gelegd is, op het beperken van de dieptespreiding bij de opleiding van schutter en vuurleider. Thans is het ons ook duidelijk, dat bij de schietmethode vast gelegd in onze tegenwoordige voorschriften in de eerste plaats gaat om het goed gerichte schot van den enkelen schutter. Im mers in het V. S. I. deel 1 lezen wij onder Hoofdstuk 1 (3) o. a. Raakschieten en zoo snel mogelijk is hoofdzaak. Dus eerst zuiver richten, en daarna pas het versnellen van de- handelingen benoodigd voor het schieten. In dit licht moeten wij thans onze aanslagoefeningen beschou wen, zoodat we niet meer kunnen spreken van het automatiseeren van de schiethandelingen, maar slechts van het mechaniseeren van. die handelingen benoodigd voor het enkele schot. Het ligt nu voor de hand, dat wij ons afvragen, wat men dan met de in onze V. S. I. deel 1 onder de schoolschietoefeningen van de geoefende militairen voorkomende serievuren voor heeft. In punt 16 (2) lezen wij „Eerst wanneer hij groote vaardig heid heeft verkregen in deze behandeling, is het mogelijk van de eigenschappen, welke het geweer als snellader bezit, ten volle partij te trekken". Voorts luidt punt 25 (8) „Aldus naar omstandigheden met vuren- doorgaan, waarbij de pauze tusschen het hernemen van de hou ding van vaardig en den daarop volgenden aanslag korter is,. 382

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 36