4. LEGER EN POLITIE
door
S. M. SIEREVELT.
Kapitein der Maréchaussée.
Zooals verwacht kon worden zijn de pennen in beweging
gebracht door de instelling van een Leger-Politie-Commissie,
welke Commissie o.m. ook tot taak iieeft, te bestudeeren in
hoeverre het Leger in deze tijden van bezuiniging voor politio
neel e doeleinden gebruikt zal kunnen worden.
Een niet gemakkelijke taak, waarover de Heer L. Weyerman,
zooals blijkt uit het l.M.T.-nummer van Maart 1932, naar mijne
meening wel een beetje heel licht denkt, en waarom dan ook
in het A.I.D. van 23 Maart j.l. een artikel verscheen, waarin niet
ten onrechte gesproken werd van „misbruik" van het Leger voor
Politioneel werk.
Verder hebben wij uit genoemde bijdrage moeten concludeeren,
dat de Heer W. het bestaan van Zes Maréchaussée-Compagnieën
op Java geheel over het hoofd heeft gezien.
Alvorens tot de bespreking der détails over te gaan, lijkt het
ons niet ondienstig, hoeveel hierover ook al geschreven is, eenige
algemeene beschouwingen te geven.
Wij zijn er van overtuigd, dat ieder weldenkend Bestuursamb
tenaar en ieder goed Militair, indien hem zijn oordeel wordt
gevraagd, omtrent het doen waarnemen van politie-diensten door
het Leger, hij zich daartegen zal verklaren, en terecht.
De motieven zullen we maar niet herhalen, die zijn vroeger al
dikwijls genoeg besproken en van alle zijden bekeken.
Maar ook zal ieder weldenkend Bestuursambtenaar en ieder
goed Militair in dezen tijd inzien, dat we ons tijdelijk moeten
buigen voor de omstandigheden en dat we, waar mogelijk, moeten
samenwerken om de begrooting sluitend te maken.
Alvorens verder te gaan op deze beschouwing, een kleine
„Abstecher", alleen om aan te toonen, welke eigenaardige denk
beelden men (en hiermede bedoelen wij den uiteraard slecht op
de hoogte zijnden particulier) vaak heeft over hetgeen men wel
zoo aan het Leger kan opdragen.
„Men" gaat daarbij van de veronderstelling uit, dat het Leger
op Java over het algemeen „maar" dienst doet van 's morgens
half zeven tot ongeveer half twaalf, dat alsdan de dienst er op
385