zit en dus (logica?) den militairen best nog wel ander werk kart worden opgedragen Wij zouden zoo graag iemand eens willen uitnoodigen om 's morgens om half zes op te staan, om daarna met volledige bewapening en bepakking uit te rukken, tot elf uur uit te blijven, onderwijl flink oefenende en daarbij minstens een 15 K. M. af leggende, met de mededeeling, dat van hem verwacht wordt, dat hij dan na het middageten weer frisch en monter aan zijn andere taak zal beginnen. Een groot deel van „men" is zoo gewend de militairen in vredestijd aan te zien voor menschen, die eigenlijk niet veel uit voeren, eigenlijk maar een beetje „soldaatje spelen". Hierbij komt nog, dat militairen, die zich ergens met verlof ophouden, wegens overplaatsing of in Commissie reizende doortrekkend zijn, en zich alsdan 's morgens in uniform vertoonen, in het oog vallen, waardoor dan vaak de vraag gesteld wordt „Hebben die weer niets te doen?" Men vergeet dan mede te tellen alle niet in uniform gekleede menschen in de nabijheid en men vraagt dan niet: „Hebben die ook niets te doen?" Om echter terug te komen op de algemeene beschouwingen, het is natuurlijk uitgesloten, dat naast de dagelijksche oefening van het Leger, zooals die nu geschiedt en ook moet geschieden om in oorlogstijd te kunnen voldoen aan den alsdan op te dragen taak, het Leger ander werk wordt gegeven. Wil men door een deel van het Leger een deel van den taak der Politie doen overnemen, dan beteekent dit inkrimping der op Java reeds bestaande politie, maar ook in zekeren zin inkrimping van het Leger, dat zich moet voorbereiden voor haar eigen taak. De voor politioneele doeleinden bestemde onderdeelen komen dan gedeeltelijk los van het Leger te staan en kunnen dan niet meer gebruikt worden voor de dagelijksche oefeningen in verband met den in tijd van oorlog op te dragen taak en voor de regel matige aanvulling der troepen in de Buitengewesten. En we weten, dat het Leger op Java in verband met deze regelmatige aanvulling haar minimum sterkte reeds heeft bereikt. Bovendien loopt men in tijden van oorlogsgevaar een groot risico. Gesteld dat aan vier Bataljons nu een politie-taak wordt opgedragenmen rukt dan een ongeveer twee duizend man uit hun tactisch verband, want als politie blijven zij niet op één kluitje zitten, terwijl zij in tijd van oorlogsgevaar weer bij elkaar gevoegd zullen moeten worden, (over de Militaire geoefendheid van zoo'n Bataljon zullen wij het maar niet hebben waarna de Bestuursambtenaren alsdan met de handen in het haar zullen zitten, want men stampt niet ineens weer twee duizend geoefende en voor hun taak berekende Politiemannen uit den grond. Er bestaan echter nog troepen op Java, die man in de huidige omstandigheden tijdelijk en gedeeltelijk (wij herhalen „gedeel telijk", zie verder hieronder) zou kunnen gebruiken voor Politie— 386

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 40