rendez-vous-huizen, stallen van rijtuigverhuurders, bewaarplaatsen
van brandbluschmiddelen en van woonplaatsen van bekende op-
koopers van gestolen goederen.
Zij dragen zorg, de woonplaatsen te kennen van personen, die
als gevaarlijk voor de samenleving zijn te beschouwen.
Op leegstaande en tijdelijk onbewoonde huizen, ook die welke
in aanbouw zijn, vestigen zij in het bizonder hun aandacht.
Art. 21. Indien een misdrijf is gepleegd, b. v. inbraak, moord
e. d., moet de agent van Politie, indien hij het eerst op de plaats
van het misdrijf aanwezig is, er stipt voor zorgen dat de omge
ving, c. q. het slachtoffer onaangeroerd blijve totdat de ambte
naar die het onderzoek leidt, aanwezig is.
Art. 22. Bij oproerige beweging of andere buitengewone om
standigheden begeven zij, die vrij van dienst zijn, zich terstond
zonder oproeping derwaarts en melden zich bij één der aldaar
aanwezige meerderen. Eveneens stellen zij zich in hun vrijen tijd
dadelijk ter beschikking wanneer in hun nabijheid aan spoedige
politie-hulp behoefte is, of treden zoo noodig zelfstandig op.
Art. 23. Zij mogen van hun wapenen alleen gebruik maken
ter noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eer
baarheid of goed tegen oogenblikkelijke, wederrechtelijke aan
randing. Bij samenscholingen zal, alvorens tot wapengeweld over
te gaan tot driemaal luid worden gesommeerd tot gehoorzaamheid
aan de wet met de woorden „GEHOORZAAMHEID AAN DE
WET, VERWIJDERT U OF GEWELD ZAL WORDEN GEBRUIKT".
(218 W. v. S.) Zoo mogelijk richt men tot een bepaald persoon
de woorden: „Verwijdert U uit deze samenscholing" en arresteert
hem bij ongehoorzaamheid.
Deze sommatie zal geheel of ten deele achterwege kunnen
blijven, wanneer feitelijkheden een dadelijk ingrijpen noodzake
lijk maken.
Het gebruik der wapenen drage het kenmerk der gematigdheid
en ga nimmer het ondervonden verzet te boven.
Opmerking. Dikwijls is men de meening toegedaan, dat op
ontvluchtende arrestanten geschoten mag worden, hetwelk ge
heel onjuist en ten strengste verboden is. Alleen bij geweldda
dig verzet, waardoor het leven van den politie-agent wordt be
dreigd, mag hij met de hem daartoe in handen gestelde wapenen
te keer gaan.
Art. 24. 2e alineaIn het algemeen moeten zij van alles wat
zij in het belang der Politie of Justitie te weten komen, zoo noo
dig onmiddellijk kennis geven aan hun Chefs.
Tegenover buitenstaanders nemen zij omtrent Politie-zaken een
stipte geheimhouding in acht.
Men ziet, geheel onvoorbereid een deel van de Veldpolitie ver
vangen, is uitgesloten. Op Java beteekent zulks heel wat anders
dan in het grootste deel onzer Buitengewesten.
393