malen is gepubliceerd. Door het geregeld uitzenden van een zelfde groep oudere ruiters heeft het denkbeeld post gevat, alsof in Italië geen „nachwuchs" te vinden zou zijn. Dit is ten eenenmale onjuist. Italië heeft slechts zijn allerbeste be proefde krachten naar het Buitenland gezonden met een enkele jongere om het internationale bedrijf te leeren. Op meerdere con coursen hippique welke wij bijwoonden, o.a. het internationale van Stresa Boromeo, zagen wij een twintigtal jonge Italiaansche ruiters, zeker niet minder goed dan de internationale vertegen woordigers van andere landen. Een andere bewering is dat de Italianen over superieur materiaal zouden beschikken. Ook dit moeten wij tegenspreken, op grond van hetgeen wij zagen op de internationale concoursen te Aken en te Stresa, waar bleek dat het materiaal der andere landen vaak superieur was. De successen moeten dan ook uitsluitend toegeschreven worden aan de Italiaansche methode en aan de meesterschap der ruiters daarin. Wat het cross-country- en terreinrijden betreft, hiervoor zijn uit den aard der zaak minder internationale successen als bewijs van de superioriteit hunner methode aan te voeren. Wie zooals wij de Italiaansche ruiters in het terrein heeft bezig gezien, kan niet anders dan vol bewondering zijn voor de buitengewone zeker heid, handigheid en rust waarmede de paarden alle denk bare hindernissen en moeilijkheden overwinnen, de ruiters hun paarden onder alle omstandigheden in hun bewegingen volgen, zonder te storen of hun taak te verzwaren. Hen die het voor recht missen het Italiaansche terreinrijden uit eigen aanschouwing te kennen wijzen wij erop dat het springconcours slechts een moeilijker vorm is van het terreinrijden. De hindernissen zijn zwaarder, minder natuurlijk, dus moeilijker voor het paard, staan dichter op elkaar, de bochten zijn veelvuldiger dan men ge meenlijk in het terrein vindt, daarbij komt nog de nerveusheid van paard en ruiter, tengevolge van het wedstrijdkarakter en de storende invloed van het publiek. Hieruit volgt dat een methode die uitstekend is voor het moeilijke springconcours, dit ook is voor het meer gemakkelijke terreinrijden. Voor het jachtrijden geldt hetzelfde wat betoogd is voor het terreinrijden, hierbij komt echter de factor meerdere paarden, de noodzakelijk het paard in het veld op zijn plaats te houden. Staat het Italiaansch gereden en afgerichte paard voldoende in de hand om dit mogelijk te maken? Als antwoord verwijzen wij naar de vele jachten achter de honden die o.a. in de omstreken van Rome, Turyn en Brescia jaarlijks gehouden worden. Een ieder die wel eens opgemerkt heeft hoe een van zijn ruiter „verlost' paard zich rustig in het veld met de andere paarden beweegt, daarbij willig de in het terrein aanwezige hindernissen neemt, heeft het beeld gezien van een paard dat op Italiaansche methode in het jachtveld gereden wordt. 397

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 51