boven dat van het paard ligt, zal hij dus de voorhand niet on
evenredig méér belasten dan de achterhand. Bovendien zal het
paard belast met het ruitergewicht, van nature die houding aan
nemen, die hem het minst vermoeid, d.w. z. waarin hij het min
ste slijt.
Is een rijsysteem erop gebaseerd het gewicht meer naar achteren
te verplaatsen, dan zullen de beenen meer gelijkelijk worden
belast, dus krijgt de achterhand tegennatuurlijk veel te dragen.
En juist de achterhand is hier niet op ingericht. Zij is in de
eerste plaats voortstuwend orgaan.
Dat de Italiaansche methode stootende gangen en daardoor
meerdere slijtage ten gevolge zoude hebben, moeten wij uit on
dervinding tegenspreken. Een goed gereden paard in zijn natuur
lijk evenwicht, gebruikt zeker niet minder zijn rug dan een paard dat
meer verzameld is. Een goede rugwerking is een der grondslagen
der Italiaansche rijmethode.
Tot zoover baseerden wij onze beschouwingen op paarden die
zoowel volgens onze, als volgens de Italiaansche methode vol
maakt afgericht waren. Dit ideaal echter zal men bij den troep
niet immer kunnen behouden wegens de geringe rijkunstige
capaciteiten van den doorsnee soldaat. Het is evenwel logisch
dat bij die methode het minst verloren gaat, die voor ruiter en
paard het eenvoudigst is. Vandaar dat een evenwicht, dat geba
seerd is op de rijkunstige capaciteiten van den ruiter, bij overgang
in handen van minder goede ruiters, noodzakelijk verloren moet
gaan, met alle onaangename gevolgen van dien, als trippelen,
verloren rugwerking, hangen op de hand. Het paard dat in een
natuurlijk evenwicht gaat heeft geen reden dat evenwicht te
veranderen, een onkundige, iuwe ruiterhand behoeft dus niet
(verkeerd) in te grijpen.
In een toekomstige oorlog zal de taak van het paard zijn
ie bereden ruiters toe te staan zich snel over grooten afstand
te verplaatsen ook buiten de wegen.
2e enkele ruiters en patrouilles zich snel door het zwaarste
terrein te laten bewegen.
Het optreden van groote gesloten afdeelingen te paard op het
oorlogsveld zal beperkt blijven tot uitzonderingsgevallen. Bij de
africhting van paard en ruiter moet dus het zwaartepunt gelegd
worden op de marschvaardigheid en de beweeglijkheid in het
terrein, terwijl parade-optreden slechts in de laatste plaats ter
sprake komt. Wij meenen te hebben aangetoond dat de Italiaan
sche methode zich bij uitstek leent tot het africhten van paarden
en ruiters die aan genoemde eischen voldoen, terwijl wij uit
eigen aanschouwing kunnen verklaren dat ook het parade-op
treden, zeer bevredigend is.
Pinerolo, Maart 1932.
401