te zijn, te oefenen, te experimenteeren en leeringen te trekken
kortom, men behoort op alles voorbereid te zijn.
Het bovenstaande leert o. m. dat men bij het uitbreken van'een
oorlog enkele vercijferingssystemen in voorraad behoort te hebben
en dien voorraad op peil moet houden.
Men moest dus thans in het Fransche leger - dank zij de
eigen onvoorzichtigheden van voren af aan beginnen met het
verzamelen van materiaal, dat tot overmaat van ramp in veel
geringere mate begon toe te vloeien.
Teneinde spoed achter de zaak te zetten riep men de hulp in
van oud-leden van de „Commission de cryptographie militaire",
die zich in de gelederen bevonden.
Hier rijst de vraag, of het wel juist gezien was, om deze
specialisten in oorlogstijd naar het front te zenden (économie
des forces mentales, the right man in the right place, 100 °/0
efficiency)
Op 10 December gelukte het toevallig juist één der zooeven-
genoemde aan het front vertoevende oud-leden van de „com
mission" Overste Thévenin om den nieuwen sleutel te ont
sluieren, dank zij het met kennis van zaken uitbuiten van de door
de Duitsche chiffreurs gemaakte fouten.
Zit men „dik" in z'n cryptologen, dan kan het dus wel van
voordeel zijn als men enkele van die specialisten aan het front
heeft, doch zij moeten dan ook al hun tijd aan hun specialen
arbeid kunnen wijden. Beschikt men slechts over een gering aantal
cryptologen, dan verdient centralisatie meer achterwaarts de voor
keur, daar de snelheid waarmede resultaten worden verkregen
toeneemt naarmate het aantal cryptologen grooter is (indien ze
nl. gelijktijdig en gezamenlijk aan denzelfden arbeid werken).
Door bittere ervaring wijs geworden, bepaalde men zich thans
bij het mededeelen van den gevonden sleutel tot die Legers, welke
actief aan de operaties deelnamen.
In den aanvang van dit artikel heb ik reeds met een enkel
woord gesproken over ervaring, welke in Frankrijk met betrek
king tot den vercijferingsdienst tijdens enkele stafreizen zou zijn
opgedaan.
Bij die stafreizen, waarbij ieder der deelnemers vercijferingen
moest verrichten, was evenals bij de vercijferingsoefeningen,
welke zij iedere maand van de „Section du Chiffre" ter bewerking
opkregen gebleken, dat de staf-officieren nog herhaaldelijk zon
digden tegen de meest elementaire regels der vercijferingskunst.
Daarom was op 6 Augustus 1914 een circulaire rondgezonden,
waarin de regels voor de cijfercorrespondentie nog eens werden
opgefrischt. Hierin werd o. m. nog eens gewezen op het feit, dat
van T. S. F. slechts dan mocht worden gebruik gemaakt, als men
niet over draadverbindingen beschikte. Daar nu echter bij het
gebruik van cijfercorrespondentie per draadverbinding eveneens een
355