537 gewicht beneden 10 kg. en lengte beneden 1 m.). Gescheiden ladingen zijn onbruikbaar. Behalve van de physieke krachten van de bediening is de tijd, gedurende welke een bepaald vuurtempo kan worden volgehouden, afhankelijk van de Vo. De vuurtempo's van het bestaande Fr. veldgeschut (Vo 550 m.) wor den reglementair onderscheiden in a. „La cadence lente", waarbij minder dan 1 schot per stuk en per mi nuut wordt afgegeven, welke vuurwijze onbeperkt kan worden volge houden. b. „La cadence normale", d.w.z. 2 sch. per stuk per minuut, vol te houden gedurende enkele uren. c. „La cadence rapide", welke vuurwijze, naar gelang 4, 6-8 of 9-12 sch. per stuk en per minuut worden afgegeven, respect, gedurende 15, 5 of 2 minuten kan worden doorgezet. Tusschen de verschillende rafales wenscht gen. Ch. een rustpauze van 12 min. Deze beperking van den tijd, welke voor iedere vuurwijze is aangegeven, moet worden toegeschreven aan de zeer groote slijtage van het materieel, progressief toenemende met de vuursnelheid en de grootte van de Vo. Indien geschoten wordt met een Vo van 344 m., mogen de hiervoien genoemde tijden ad c. worden verdubbeld. Op grond van zijn beschouwingen geeft sshr. dan ten slotte een drietal oplossingen, waarvan de normale aan de volgende eischen zou moeten vol doen: Max. gewicht in stelling 1350 kg., op marsch 1800 kg. ongeacht de wijze van tractie. Zijd. schootsveld zonder verplaatsing van de affuit van 45° (spreidaffuit), verticaal schootsveld van 5° tot 50°. Dracht max. 12 km. (een grootere dracht acht schr. in verband met de andere eischen onmogelijk en bovendien op tactische gronden onnoodig). Vuursnelheid gedurende 2 min. in max. 20 sch. per stuk per minuut, onder een elevatie van 12°. Projectiel gewicht 6,5 kg„ waarmede met de grootste lading de max. dracht wordt bereikt. In totaal acht schr. een drietal ladingen gewenscht, met een Voresp. van 600 m„ van 300 m., en van 3-600 m., welke laatste lading noodig is „pour éviter une fatigue inutile du matériel." „Die überlegene Schuszweite der französischen Feldartillerie 1914". In Mil. Wochenblatt van 25 Februari j.l. neemt It. gen. Marx stelling tegen verschillende „Wandersagen", welke nog immer sedert 1914 in het Duitsche Leger en ook in de pers de ronde doen. Zijn de meeste te beschouwen als sprookjes van een onschuldig karakter, ernstiger acht hij het verhaal, zelfs in enkele Regimentsgeschiedenissen vermeld, dat de Fransche Veldartillerie in 1914 veel verder schoot dan de Duitsche en daardoor der Duitsche infanterie ongehoorde verliezen toebracht. Dit verwijt aan de aitillerie, waarvan de des tructieve pers gaarne gebruik maakt, wordt door Generaal Marx absoluut onjuist en onrechtvaardig geacht. Het verhaal, dat de Fransche Veldartillerie in 1914 12000 m. dracht bezat tegen de Duitsche 7500 m. zoodat de Fransche kanonnen in hoofdzaak den strijd voerden buiten schootsbereik van hunne tegenstanders, noemt schrijver een fabel. Hij geeft nog in het kort aan, op welke wijze de Duitsche en Fran sche artillerie het gevecht voerden, en komt op grond daarvan tot de con clusie, dat de dracht van het Fransche Veldkanon onmogelijk het Duitsche ver kon overtreffen; wat dracht betreft waren beide kanonnen ongeveer gelij- waardig.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 109