a mil, fl. c. iiiiimin b fliiiiiiiiii b. HOOFDSTUK III. 1. Algemeen. Voor wat de wijze van uitgeven betreft, onderscheiden wij de bevelen in schriftelijke bevelen, 443 6 km. diep legeringsgebied B, dat de afstand van het hoofd van gebied A. tot het beginpunt van gebied B. 14 km. bedraagt, en dat de marsch- snelheid van de divisiecolonne bij nacht 3 km/u is. 14 km. De duur der verplaatsing omvat nu 1. den tijd noodig om met het hoofd der colonne van a. naar b. te mar- cheeren 2. den tijd welken de staart noodig heeft om binnen c. te komen, nadat het hoofd der 15. km. lange colonne in b. zal hebben halt gehouden. Algebraïsch opgesteld bedraagt dus de duur der verplaatsing (14 6) (15 6) n2, 92/3 uren. Rekenen wij op een uur speling bij aankomst (i. v. m. vertragingen en reeds licht zijn vóór 6 v m.), dan zal de beweging dus moeten zijn af- geloopen om 5 v. m. en zullen de voorste afdeelingen klokslag 7.20 n.m. moeten afmarcheeren van het aanvangspunt. Zouden nu de regiments commandanten geen voorbereidingsbevel hebben ontvangen en om 5 n.m. worden verrast door het marschbevel, dan rijst twijfel of er wel veel van terrecht zou komen. In een geval als dit, zal men dus in het voorbereidingsbevel niet alleen kunnen bepalen „Geeft acht! Wij gaan marcheerendoch zal te ongeveer 2 n.m. een voorbereidingsbevel kunnen aankomen, luidende als volgt: „De divisie marcheert hedennacht (4/5-9-32) naar B." „Div. St., Hw. Art. en Div. A Col. blijven in A. achter". „Overige onderdeden 7.20 n. m. gereed voor den afmarsch". „Kwartiermakers 7 n m. verzameld in a." Div. C. Galliéni noemt zijn Ordre Particulier No. 17 (zie de Bijlage 1) ook een „ordre préparatoire". En dat is natuurlijk volkomen juist, omdat hij wist dat het cijfertelegram zeker niet vóór middernacht zou kunnen aan komen, en de schriftelijke bevestiging nog verscheidene uren later was te verwachten. En dat is dan ook de reden, waarom zijn ordre préparatoire zoo uitgebreid moest zijn, en hij niet kon volstaan met een eenvoudig „Garde a vous Tot slot merken wij nog op, dat uit de Fransche krijgsgeschiedenis van 1914 tal van malen blijkt, hoe legerkorps- en divisiecommandanten uiteraard onvolledige voorbereidingsbevelen uitgaven, hoewel deze voor hun soort weder vrij volledig waren, en dan het volledige, schriftelijk be vel maar geheel achterwege lieten. Een dergelijke bevelsmethode is natuurlijk niet te verdedigen. WIJZE VAN UITGIFTE DER BEVELEN.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 13