komstig den werkelijken toestand heeft geregeld, gaat bovendien
het vertrouwen in hem verloren (A. T. V. 10).
Toch moet de commandant zich steeds trachten in te denken
in den toestand bij de onderdeelen.
Bij u i t z o n de r i n g kan het voorkomen, dat de commandant
zich wèl op de hoogte heeft kunnen stellen van het terrein, in
dezelfde mate als, of in meerdere mate dan de betrokken onder
commandant, en zich, in verband daarmede, een beeld heeft ge
vormd van de wijze waarop de opdracht dient te worden uitge
voerd. In zulk een geval geve hij de door hem noodig geachte
aanwijzingen omtrent de wijze van uitvoeringhij ga daarbij niet
verder dan noodig is ter verzekering van den samenhang in de
handelingen van het geheel.
Den ondercommandant binde hij evenwel nimmer in zaken,
waaromtrent de commandant over onvolledige gegevens beschikt.
Een dergelijke opdrachtgeving zal vanzelf tot de uitzonderingen
behooren.
Zij kan evenwel, zooals gezegd, noodzakelijk zijn ter verzeke
ring van de samenwerking der onderdeelen (b. v. te verleenen
steun aan nevenafdeelingen, maatregelen tot het onderhouden van
het verband), dan wel doordat anders het slagen van de operatie
in gevaar zou worden gebracht (b. v. het aangeven, waartegen
een onderdeel de grootste kracht van zijn aanval moet richten)
[Vgl. A.T.V. 10, G.V.l. 192, 215], 2)
8. Voorts dient het bevel volledig te zijn; wat bevolen kan
worden, moet ook worden opgenomen.
Deze eisch van volledigheid sluit echter niet in dat het bevel
véél moet bevatten. Het is dan ook verkeerd zooveel mogelijk uit
454
Een voorbeeld van een opdracht als hier bedoeld is te vinden op blz.
127/8 van de Toegepaste studie enz. (I. K. V. No. 75).
Men bedenke wel, dat het daar slechts gaat om opdrachten, welke de re
serve nog niet in aanraking brengen met den vijand (voorbereiding), die bij
de uitvoering dus nog geen invloed daarop kan hebben. De commandant heeft
zich op de hoogte gesteld van het terrein, heeft tijd en gelegenheid gehad zich
in de uitvoering van de taak (optreden als reserveafdeeling) in te denken, zon
der dat de bevelvoering over het geheel daaronder heeft moeten lijden (blz.
124, XXIV).
Het aangeven van bepaalde mogelijkheden van inzetten van de reserve
ontheft bovendien den commandant van die reserve in het geheel niet van
den plicht ook zelf te denken, en z. n. voorbereidingen te treffen voor andere
mogelijkheden, welke zich bij langer verblijf in het terrein of door het verloop
van het gevecht aan hem opdringen ((Vgl. O. V. 1. 30).
2). De stellingoorlog gaf door de volledige gegevens, den ruim beschik
baren tijd en den eisch tot intensieve samenwerking aanleiding tot dergelijk
ingrijpen. Zie b. v. BruchmiillerDie deutsche Artillerie in den Durchbruch-
schlachten des Weltkrieges, blz. 8 e. v.
Een dergelijke bevelvoering is evenwel in onze verhoudingen, die snel en
zelfstandig handelen van de ondercommandanten zullen eischen, in dén regel
niet doelmatig.