We hadden het zooeven over de opleiding van den enkelen
man. Het is natuurlijk niet de c. ct. die man voor man persoon
lijk kan opleiden voor zijn taak. Allereerst dan het kader. Een
voorname rol moeten de brigade-ctn. vervullen. Zij moeten wor
den opgeleid tot aanvoerders en instructeurs.
Inderdaad dient het kader voor zijn taak opgeleid te worden.
Van de kaderschool gekomen is hun de noodige militair technische
kennis bijgebracht, die zij nu practisch moeten gaan toepassen
als commandant eener brigade. Mijns inziens is het gezegde in
I. D. I. treffend, nml. „de brigade-cdt. is de ziel van zijn brigade".
Dat de brigade-cdt. dit wordt is weer de taak van den c. ct.
(natuurlijk met behulp van de sectie-ctn. over wie hierna).
De c. ct. heeft hun, gebeurlijk via den sectie-ct. en ook zeer
dikwijls persoonlijk leiding te geven. In de eerste plaats is voor
dat kader een grondige reglementenkennis vereischten niet
alleen een grondige kennis doch ook een werkelijk begrijpen.
Deze reglementenkennis op de kaderschool verworven, dient hij
hier onder leiding van den c.ct. te verruimen, beter gezegd te
verdiepen, opdat hen duidelijk voor oogen zal staan wat van hun
wordt verlangd.
In eerste instantie is de brigade-cdt. de onderwijzer, die den
enkelen man de technische vaardigheid en kennis, welke hem als
oorlogssoldaat eigen moet zijn, bij moet brengen. Het gaat er dus
niet alleen om, dat de brigade-cdt. zijn verplichtingen en regle
menten theoretisch kenthij dient de soldaat te onderwijzen. En
ieder zal mij toegeven dat het maar zeer weinigen van het kader
gegeven is, na juist zijn rang verworven te hebben, practisch
onderwijzer en leider te zijn. In de eerste plaats dienen de bri
gade-cdt. en ook het lagere kader, dag voor dag, duidelijk te
weten wat hun te doen staat. Steeds en steeds dient de c. ct. met hen
te bespreken wat zij hebben te beoefenen en hoe. Zijn onderwijs
geeft hij onder leiding van de sectie-ctn. Het behoeft echter geen
betoog dat de c. ct steeds een wakend oog houdt hierop om door
aanwijzing en eventueel ingrijpen den brigade- en groeps-ctn.
meerdere vaardigheid bij te brengen. Moet bij den man belangstel
ling en lust voor de oefening worden gewekt, in hooge mate is dat
het geval ook voor het kader, waar het als onderwijzer optreedt.
De brigade-ct. moet de ziel van zijn brigade worden en dat
kan hij, mits hij ook een goed begrip heeft van zijn taak. Dit
„goede begrip" moet hem worden bijgebracht door zijn com
pagnies-commandant (gebeurlijk via den sectie-commandant). De
c. ct. heeft steeds toe te zien, dat de brigade-ct. belang stelt in
zijn brigade, en feitelijk moet hij daartoe worden opgeleid. V. O. I.
punt 3 zegt o. a. „De opleiding en oefeningen moeten gericht zijn
„o.m.„op het aankweeken van liefde voor het beroep, eergevoel,
„zelfvertrouwen en een gepast gevoel van eigenwaarde"
Mijne Heeren, 't is een klein zinnetje, enkele woorden slechts
en hoeveel houden ze in. Gelukt het den c.ct zijn lager kader
474