sectie aan de brigade-ctn. of oudste brigade-ct. worden overge
laten.
Dit euvel, waar gemakkelijk in vervallen wordt, moet met kracht
worden tegengegaan.
We weten uit onze voorschriften, vide G. V. I. en R. I. dat aan
de opleiding van de sectie zeer veel aandacht moet worden besteed.
Vuur- en stootkracht zijn in de sectie vereenigd. De sectie-ct. moet
er mee manoeuvreeren. Kortom voor de sectie-ct. is een zware
taak op het gevechtsveld weggelegd. Vooral de laatste jaren heeft
de sectie zeer veel aan belangrijkheid gewonnen. Het oefenen van
zijn sectie staat No. 1 op het programma. Komt verder nog een
groote moeilijkheid.
Aangenomen dat op de academie zooveel van de tactiek is ge
leerd, dat hij tactisch, zijn sectie in compagniesverband kan aan
voeren.
Nu komt de practijk.: De opleiding, de werkelijke instructie, het
practische onderwijs. En dit is een vaststaand feit, de factoren
onderwijs en opleiding nemen in onze voorschriften een groote
plaats in.
De opleiding voor het gevecht is een onderdeel dat ieder jaar
weer doorloopen wordt. De opleiding van den enkelen man ge
schiedt door den brigade-ct. onder leiding van den sectie-ct. Al
zal de jonge officier zijn voorschriften kennen, zij moeten wel zeer
goed gekend en begrepen worden, om als leider bij het onderwijs
op te treden.
Om onderwijs te kunnen geven, moet hij zich, behalve een ter
dege goede kennis van de reglementen, een vrijheid van beweging
en doen en laten hebben eigen gemaakt. In ieder geval is het hier
de taak van den c. ct. er acht op te slaan hoe de jonge luitenant
zich tegenover den troep beweegt.
De eene is vrijmoedig; heeft misschien dadelijk een meerder-
waardigheids en superioriteitsgevoel, de andere in zekeren zin een
minderwaardigheids en inferioriteitsgevoel, hoewel misschien de
kennis en het inzicht van den laatste boven die van den eerste
staan.
Hij die al dadelijk dat superioriteitsgevoel heeft, heeft voor zijn
persoon, dadelijk veel voor boven den ander. Inderdaad, hij zal
misschien zeer vlug het zelfvertrouwen hebben, dat een der voor
naamste militaire eigenschappen is.
En de c. ct. zal dikwijls over een jong luitenant met deze eigen
schappen vlug tevreden zijn. Het blijft hier echter zaak voorden
c. ct., dat superioriteitsgevoel nauwlettend gade te slaanberust
het op een zeker bravour of is die manier van doen werkelijk
goed gefundeerd. Dat superioriteitsgevoel dient in goede banen ge
leid te worden, en de c. ct. dient hier veel leiding te geven.
Immers 't kan zijn dat dit gevoel leidt tot een zekere negatie
van de goede dingen van anderen; voornamelijk van het (ouder)
kader.
477