vooraf te gaan en dient iedere oefening gevolgd te worden door een bespreking. Iedere oefening moet voor een ieder vrucht dragend zijn. Bij tactische troepenoefeningen, dienen de manschappen ook globaal op de hoogte te zijn, wat er gaat gebeuren. Eerst dan wordt de animo gewekt en wordt niet „stomweg" meegeloopenniets is fnuikender voor een goeden geest. Hier waren aan te halen punt 14 V.O.I.„Bij de oefeningen moet een ruime plaats worden gegeven aan het denkvermogen". Immers we weten het, in de moderne krijg, komt het zooveel aan op de handelingen van het enkele individu. Bij iedere oefening ook in grooter verband, dient steeds onver minderd de aandacht te worden geschonken aan de gedragingen van den geringsten soldaat, hij mag nooit verloren gaan in de massa. Waar mogelijk moet het werken steeds gericht zijn op zijn vorming, het aankweeken van liefde voor zijn beroep, zijn eer gevoel en zelfvertrouwen. Blijf steeds eischen dat de officieren en het kader „au fait"zijn, bij den aanvang van de oefening, dat ook zij zich hebben voorbereid van dag tot dag. Natuurlijk is dat ook een eerste eisch voor den c. ct. Hoe be ter voorbereid, tot in détails, des te grooter het effect, en des te meer profijt voor een ieder. Wijders zorg voor afwisseling. 2. Handhaving kr ij gstucht. De handhaving van de krijgstucht is wel, ik zou bijnazeggen, het allerbelangrijkste deel van de taak van den c. ct. Aan het begin van mijn voordracht heb ik reeds betoogd, dat het leger grootendeels is samengesteld uit onderdeelen als „de compagnie". Dit leger moet een vast aaneengesloten geheel vormen, waarvan alle deelen in denzelfden geest moeten samen werken tot bereiking van hetzelfde doel. En de krijgstucht moet het leger tot één geheel maken. Met de krijgstucht valt of staat het leger. Uit het bovenstaande blijkt wel duidelijk welke groote verant woording de c. ct. hier heeft. Krijgstucht bestaat uit onafgebroken plichtsbetrachting. De c. ct. met zijn ver bestrijkende taak, heeft te zorgen, dat een ieder zijn plicht doet. En hij dient zijn compagnie zoodanig op te voeden. De soldaat moet in plicht geoefend worden, hij moet daaraan wennen. Overal bestaat tucht, in het huisgezin, op de scholen, in ieder bedrijf en ook in de geheele maatschappij. De militaire tucht is echter verder strekkende. Het leger heeft van alle maatschappelijke instellingen, wel een heel bijzondere taak te vervullen. Het moet een krachtig machts middel zijn, en is geen machine, doch het is uit individuen sa- 481

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 51