mengesteld die allen van eenzelfde idee doordrongen moeten
zijn, namelijk straks als het noodig is, met terzijdestelling van
hun eigen „ikje"", hun eigen persoonlijke-en familiebelangen
gereed en bereid moeten zijn zich ten bate van het algemeen
belang op te offeren. En op ieder oogenblik moet hij hiertoe
gereed zijn.
Reeds in vredestijd dus moet hij van die taak doordrongen
worden en gewend zijn geraakt aan het stiptelijk uitvoeren van
alle orders en bevelen, opdat straks ook niet geaarzeld wordt, als
een bevel wordt gegeven waarvan de uitvoering veel kans heeft
den dood, dikwijls onder de verschrikkelijkste omstandigheden
met zich te brengen.
Ik las eens ergens
„Glauben wir doch ja nicht, dass wir einen mangel an Discipline
„beim Kriegsausbruch werden ersetzen können. Der Krieg ist in
„allen Teilen die Anwendung der angewöhnte Friedenspraxis".
De militair moet daartoe onderworpen zijn aan een tucht, en in
die tucht moet hij geoefend worden, hij moet daaraan wennen. Ik
zou bijna zeggen In vredestijd is een voortdurende oefening in
die tucht geboden. Want immers de eischen der tucht zijn veelal
in strijd met de neiging en begeerten der menschelijke natuur.
We lezen in I D. I. „de c. ct. vordert dat een ieder bij de
compagnie zijn dienst met nauwgezetheid verricht".
Mijne Heeren, op dit doel zal het streven van den c. ct. bij
voortduring gericht moeten zijn.
Moet hij zich eenerzijds ten doel stellen, dat een ieder in alle
opzichten zijn plicht doet, een volkomen gehoorzaamheid betracht,
alle bevelen vlot en nauwkeurig uitvoert, en moet hij zulks zelfs
onvoorwaardelijk eischen, zijn streven moet er anderzijds op gericht
zijn dat een en ander steeds met opgewektheid geschiedt. De
jongste soldaat van de compagnie moet er van doordrongen zijn,
dat het noodzakelijk is, het moet een deel van zijn wezen gaan
uitmaken. Hij moet begrijpen, inzien en voelen dat het zoomoet.
Hoe wordt een en ander bereikt? Allereerst mijne heeren door
de persoonlijkheid, van den c. ct. zelfen nu kom ik aan het zoo
dikwijls gebezigde gezegde „Het voorbeeld geven"
Mijne Heeren, de compagnies commandant kan slechts een voor
beeld geven als hij zich zelf een goed begrip heeft gevormd van
zijn taak, en hem zijn ideaal duidelijk voor oogen staat. Natuur
lijk uit zich dat voorbeeld geven in tal van uiterlijkheden, maar
geloof me die uiterlijkheden verliezen haar waarde, als een en
ander niet van binnen uit gefundeerd is; ook de eenvoudigste
soldaat ziet in dat opzicht scherp, laat staan de anderen.
Een tweede voorwaarde voor een gezonde krijgstucht is, dat
wij in ieder ons ondergeschikt militair den mensch zien, met na
genoeg dezelfde begeerten, verlangens, wenschen als wij. Eerst als
hij daarvan is doordrongen heeft de c. ct. voor zich de waarborg
482