De c. ct. en daar de det. ct. zorgt er voor dat nooit de eene
landaard bij den ander wordt achtergezet door opmerking en
stekelige gezegden. Dat is wel een van de grootste fouten die
iemand met eenig gezag bekleed, maken kan.
Thans nog iets over de straffen.
Den c. ct. is een groote macht in handen gelegd, als middel
voor een goede krijgstucht nml. zijn bevoegdheid tot straffen.
De wijze, waarop hij van dat middel gebruik maakt is voor een
groot deel overgelaten aan zijn verstandig beleid. Straffen dienen
tot verbetering, tot opvoeding, tot vorming, niet om een zeker
wraakgevoel wegens een krijgstuchtelijk vergrijp te bevredigen. Dan
komt men in strijd met de grondregelen der tucht, volgens welke
gehoorzaamd moet worden uit een hooggestemd plichtsbesef en
niet uit vrees voor een meerdere, omdat deze in de volheid van
zijn macht een ondergeschikte een straf kan opleggen.
Zooals bekend, wordt in het tuchtrecht op overtuiging gestraft.
Elk geval zal echter op zich zelf beoordeeld moeten worden en
de c. ct. zal zich steeds moeten afvragen waarop hij zijn overtuiging
grondt. Oordeelt de c. ct. dat gestraft moet worden dan dient
straf en strafreden nauwgezet te worden overwogen, steeds dient
het doel voor oogen gehouden te worden. De straf is geen wraak
middel, doch een gepast middel tot handhaving der tucht, en tot
opvoeding, vorming van een flink militair.
Wijders zijn er verschillende factoren die bepalen of al dan
niet gestraft' moet worden, factoren die ook in acht genomen
moeten worden bij het bepalen van strafsoort en strafmaat, nml.
Ie. de persoonlijkheid van den overtreder; bv.de een is in-ge-
voelig voor een berisping, terwijl de ander er geen nota van
neemtde drijfveerende gemoedstoestand, welke tot het
vergrijp hebben geleidonwetendheidvergissing, dwaling,
onnadenkendheid dan wel opzet, of de overtreder eerlijk be
kent of draait;
2e. de omstandigheden, waaronder het vergrijp is gepleegd, bv.
in aanmerking nemen hoelang de overtreder in dienst is, enz.
deze kunnen het vergrijp verzwaren of verzachten
3e. het doorgaand gedrag van den overtreder, bv. of hij reeds
straffen heeft ondergaan, hoe lang het geleden is sedert ze zijn
opgelegd, of er herhaling aanwezig is enz.
4e. de wijze waarop in het betrokken onderdeel door den bri
gade- of sectie-ct. de tucht wordt gehandhaafd.
Ik wilde hier voorts nog opmerken, dat de jonge luitenant,
steeds bij het compagnies-rapport aanwezig dient te zijn. Hier
leert hij van zijn kapitein, hoe de krijgstucht dient te worden
gehandhaafd, en hoe de talrijke zaken in een compagnie behan
deld worden. Mocht hij eenige dingen niet begrijpen, dan vrage
hij. Dikwijls zal ook de kapitein uit zich zelf verschillende merk
waardige gevallen met hem behandelen. Practisch wordt de jonge
487