De aard van het „stilstaand" oppervlaktewater is afhankelijk van de omgeving en die van het „stroomend" oppervlaktewater van omstandigheden, die ook buiten de onmiddellijke omgeving van invloed zijn. Stroomt een rivier langs bewoonde oorden, dan wordt zij sterk verontreinigd en het water is als drinkwater gevaarlijk. Op eeni- gen afstand (ongeveer 1 uur gaans) van de bewoonde streek is de afval uit de rivier verdwenen ten gevolge van de „zelfreiniging" door micro-organismen, die de verontreinigingen van het water als energiebron gebruiken, waarbij onopgeloste, zoowel als opgeloste materie wordt vernietigd. Door verbruik van de voedingsstoffen door de tnicro-organismen wordt de aanwezige voorraad daarvan kleiner en tenslotte praktisch geheel uitgeput en gaan de micro organismen ten gronde. Liggen twee bewoonde streken op een behoorlijken afstand van elkaar dan zal (aannemende, dat het livierwater tusschen die twee plaatsen niet opnieuw verontreinigd wordt) de rivier aan het begin van de benedenstrooms gelegen streek praktisch zuiver water be vatten. Wil men rivierwater voor drinkwater gebruiken dan moet het water bovenstrooms genomen worden. Grondwater. Onder grond- of zakwater verstaat men water, dat zich in den bodem op een ondoordringbare of zeer weinig doorlaatbare laag bevindt, hetzij in rust of in langzame beweging (grondwaterstroom). In eenigszins belangrijke hoeveelheid komt het daar voor, waar het op een vrijwel horizontale dan wel zakvormige laag rust, welke zich onder een behoorlijke dikke fijnkorrelige waterhou dende laag bevindt. Onder de bovenste ondoorlaatbare laag be vinden zich vaak nog andere dergelijke lagen, waarboven zich eveneens grondwater verzamelt, dat dan van op zij toegestroomd of door de daarboven gelegen, niet geheel ondoordringbare lagen, gesijpeld is. Vooral in de bovenste lagen van den bodem is het water het meest verontreinigd. Het bevat plantaardige en dierlijke ontledingspro ducten, waarvan de eerste vaak aan het water een kleur mede- deelen, zooals bij veenwater sterk valt waar te nemen. Op zijn weg door de aarde ondergaat het water eenigszins een zuiveringsproces. De fijne aardporiën werken als filter en houden de onopgeloste deelen tegen. De bacteriën, die zich in de bovenste lagen bevinden, zetten de opgeloste stoffen om, terwijl de uit de lucht opgenomen zuurstof oxydeerend werkt. Door absorptie van koolzuur, waaraan de lucht dicht bij den grond rijk is, krijgt het water een hooger oplossingsvermogen, waardoor onoplosbare car- bonaten van calcium, magnesium en ijzer in oplosbare bicarbona- ten omgezet worden. Des te dieper het water zinkt, des te zuiver der wordt het. Wel heeft het dan verschillende anorganische stof- 497

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 67