afgevaardigde om de beide voorstellen in één resolutie te ver eenigen leed jammerlijk schipbreuk. De Algemeene Commissie besloot vervolgens tot instelling van vier sub-commissies, welke onderscheidenlijk zouden worden belast met de vraagstukken betreffende militaire-, maritieme- en luchtvaartaangelegenheden als mede defensieuitgaven. Het oorspronkelijke plan van het Secre tariaat tot vorming van drie commissies, onderscheidenlijk voor personeele-, materieele- en begrootingsvraagstukken verkreeg alleen steun van de Nederlandsche delegatie, welke als bezwaar van de andere oplossing noemde de moeilijker wordende onderlinge samenwerking tusschen de commissies ten aanzien van de per soneele-, materieele- en begrootingsvraagstukken. Eenig debat werd gevoerd over de wenschelijkheid al of niet een politieke sub-commissie te vormen, alsmede over haar samen stelling en taak. Aanvankelijk voelden de Ver. Staten, Duitsch- land en Nederland niet veel voor de vorming van zulk een com missie, althans niet zoolang de noodzakelijkheid nog niet was ge bleken en in geen geval als de vorming een vermindering van invloed van de Alg. Commissie zou beteekenen. Besloten werd tot de vorming van een politieke sub-commissie, aan welke de Alg. Commissie eenige der ingediende voorstellen ter bestudeering zou voorleggen, terwijl als algemeene regel werd vastgesteld, dat de rapporten van alle sub-commissies in de Algemeene Commissie zouden worden besproken. In de politieke commissie namen voor Nederland zitting V. H. Rutgers en J. P. A. Francois. In de landcommissie v. Lanschot (werd tevens tot vice-voorzitter van die commissie gekozen), C. v. Tuinen, Baron J.v. Voorst tot Voorst. In de marine-commissie E. Moresco, Vice-admiraal Surie, Kapt. ter zee D. Vreede. In de luchtcommissie W. H. Vliegen, D. Vreede. In de begr. commissie: J. P. A. Frangois, W. H. Vliegen. 8 MaartVaststelling door de Alg. Commissie van het in de voorafgaande dagen ontworpen programma van werkzaamheden voor de verschillende commissies. 9 MaartAanvang van de werkzaamheden in de commissies. Geen der technische commissies kwam tot 19 Maart veel verder dan het vaststellen van de detailpunten van haar werkprogramma's. Voor elk dezer punten moest worden vastgesteld of deze al of niet een principieele beslissing van de Alg. Commissie vereischten, alvorens door experts in studie te kunnen worden genomen. IV. Voorstellen en denkbeelden van enkele delegaties. Frankrijk. De voorstellen, welke door de Fransche delegatie reeds onmid dellijk na de opening van de conferentie werden ingediend en 571

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 33