Italië zond gedurende den oorlog rond 68.000 000 proj. naar het front ter waarde van 25 milliard lire en verbruikte er 47.000.000, ter waarde van 18 milliard lire. Schietopleiding. In hetzelfde tijdschrijft komt een zeer lezenswaardige studie voor, getiteld „Qedanken über die Schieszausbildung der Artillerie", door Oen. Lt. Marx. In den loop van den grooten oorlog is het schrijver gebleken, dat de veld artillerie, schiettechnisch achter stond bij de „Fuszartillerie" en zelfs bij de later opgerichte reserve-formaties. Uitvoerig gaat schr. de oorzaken van dit verschijnsel na, om ten slotte zijn meening weer te geven ten aanzien van de wijze waarop de oefeningen moeten worden gehouden. De grondoorzaak van het te kortschieten van de veldart. moet dan worden gezocht in een reeds in de tweede heltt van de vorige eeuw doorgevoerde splitsing van de artillerie in „Feld- und Fuszartillerie". Van de officieren gingen de goede ruiters naar de „Feld- en de goede schutters en technici naar de „Fuszartillerie". In de zeventiger jaren ging men zelfs zoover, dat men een Cav. officier benoemde tot Inspecteur van de Veldartillerie. Het betrekkelijke art. voorschrift droeg dan ook een specifiek cavaleristisch karakter. Een zeer groote fout was, dat er te schematisch, te veel „volgens het boekje" werd gewerkt, waarbij men trachtte alle mogelijke gevallen, welke zich in een oorlog zouden kunnen voordoen, op het schietterrein te behandelen. Daarbij werd te veel geregeld, zoodanig zelfs, dat er een overdreven aantal organisa ties in dienst werd gesteld, ten gevolge waarvan het voor een leider onmogelijk was, zelfs in geringe mate van het schema af te wijken. Zeer veel tijd werd besteed aan het opstellen van alle mogelijke doelen, welke echter een geheel verkeerd beeld gaven van de werkelijkheid. De verschillende vuurleiders leerden niet in het terrein te zien zij verkre- gen geen inzicht in het wezen van het schieten, doch pasten schematisch een aantal schietregels toe. De oorlog bracht hier echter uitkomst, hetgeen moge blijken uit de volgende woorden van een Afd. Comdt.„Jetzt waren alle un- „sere Ideale, über die wir so oft gesprochen haben, erfüllt. Ohne Lehrplan, „ohne Zielskizze ritt ich eine Zeitlang vor dem Schieszen nach dem Platz der „Feuerstellungen und nun suchte ich mir meine Ziele nach Herzenslust aus, „Waldrander, Wege und Höhen." Schr. beveelt een schietopleiding aan, welke overeenkomst vertoont met onze Regimentsschietoefeningen, waarvan het doel is, vlotte vuurleiders te kweeken, met goed inzicht in de toepassing van de verschillende methodes onder ver schillende tactische omstandigheden. Artillerie-tactiek. In F. A.J. van Maart/April 1932 behandelt Maj. V. Meyer de ontwikkeling van de tactiek van de Veldart. gedurende den Wereldoorlog, waarbij hij tevens de resultaten, waartoe men ten slotte gekomen is, in beschouwing neemt. Ge wezen wordt op de toenemende beteekenis van de rol van de artillerie in het gevecht. In zijn inleiding stelt schr. de Fransche en Duitsche opvattingen van vóór 1914 tegenover elkander, waarbij men in het Fransche Leger nog in alle opzichten aan het personeel de voornaamste rol toebedeelde, terwijl men in Duitschland reeds meer en meer het belang van het materieel op den voor grond stelde, hetgeen o.a. tot uiting zou komen in de bewapening van de ar tillerie, welke in Fr. vrijwel uitsluitend bestond uit 75 mm. kanonnen, terwijl in Duitschland reeds veldhouwitsers en geschut van zwaar en middelbaar ka liber werden ingevoerd. Schr. geeft dan, o. i. op een minder geslaagde wijze, het verschil in tactische opvattingen tusschen het gebruik van de Fr. en D. artillerie weer. N. o. m. zijn de beginselen, welke schr. zoowel voor de Fr. als voor de D. art. ten aanzien van het tact. gebruik noemt, n. 1. steun van de in fanterie, tot op den huidigen dag onverminderd van toepassing. Het verschil wordt n. o. m. echter gevonden in de wijze, waarop men in beide landen het doel trachtte te bereiken. Wat betreft de motieven, welke voor Duitschland 624

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 86