bezorgt, hoe geringer zijn aandrang wordt om hetzelfde bij ons te doen". Het is wel erg verleidelijk IJ ook te laten hooren, wat Colonel Cambuzat zegt van het kruisingsproduct van de barrage fixe en het aanvalsvuur, dat in 1918 ter wereld kwam en dat men den naam gaf van contre-préparafion offensive, ons tegenvoorberei- dingsvuur. Ik zal mij echter beheerschen en U alleen in kennis stellen met het practisch resultaat ervan, zooals dit door den schrijver wordt geschetst aldus „Men staat dan verbaasd over de verwondering van degenen, die de matige resultaten ontwaar den, welke met de tegenvoorbereidingsvuren werden bereikt, zelfs in gevallen, waarin men zeer goed over den vijand was ingelicht". Kort samengevat komt het oordeel van Colonel Cambuzat over de drie wijzen van gebruik van de artillerie hierop neer Het afsluitingsvuur Iaat toe, dat de vijand zijn plan nen voorbereidt en tot uitvoering brengt. Om uitwerking te kunnen hebben is het noodig, dat de vijand zich, uit zichzelf, op den juisten tijd daaronder plaatst. Het vuur is dan te ijl, te weinig diep om uitwerking te hebben. Het kan te gemakkelijk door den vijand worden ontloopen. Het eischt dus te veel munitie, welke bovendien vaak de eigen infanterie treft. Het tegen voorber ei dingsvuur is minder ondeugde lijk het brengt de projectielen op 'svijands terrein, doch het is nog te schematisch. Het wacht den vijand af het is niet offen sief het laat geen manoeuvre toe. Het afsluitingsvuur en het tegenvoorbereidingsvuur zijn defen sieve vuren, welke ondeugdelijk zijn gebleken. Daarentegen biedt het aanvalsvuur de meeste kans den vijand op de ongelegenste oogenblikken en op de kwetsbaarste plekken te treffen. Het stelt den bevelhebber in staat met zijn vuur te manoeuvreeren en offensief op te treden en daardoor het groote voordeel te verkrijgen, dat de vijand in de voorbereiding van zijn plannen wordt gestoord. Men houdt daardoor het initiatief. Dit eischt echter het afstand doen van elk schema en dus het voortdurend geestelijk actief zijn. De aanvalsvuren bleken groote uitwerking te hebben. MMHH., ik meen nu wel voor een bijeenkomst als deze voldoende stof tot overdenking te hebben aangedragen. Het is voor ons echter niet voldoende, dat wij de krijgskunst in algemeenen zin beschouwen. Onze denkoefeningen moeten in het bijzonder zijn gericht op de toepassing van onze beschou wingen op concrete gevallen. Onze manoeuvres, kaderoefeningen en tactische oefeningen op de kaart geven voorbeelden genoeg 638

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 16