(ook in art. 147 (5) vindt men als kenmerk van den „zoogenaam- den „tegenstoot", dat deze „binnen de grenzen van het te verde digen terreindeel moet worden gehouden" en dat men zich daarbij tevreden moet stellen met den binnengedrongen vijand weder terug te werpen"), daarop volgt art. 154 dat voorschrijft: Hier heeft men dus op het oog, een soort tegenstoot vóór de vuurlinie uit, welke wordt ondernomen, vóórdat de vijand in de stelling is gedrongen. Het is ons niet duidelijk, hoe men op deze onsamenhangende methode om den vijand te lijf te gaan, een systeem van verdediging wil bouwen. O. i. zou het daarom maar het beste zijn, als dit artikel (en het overeenkomstige artikel 259 G. V. 1.) zoo spoedig mogelijk uit onze voorschriften verdween. Het G. V. I. in zijn oorspronkelijken vorm sprak slechts over „Tegenaanvallen" maar verstond daaronder zeer klaarblijkelijk precies hetzelfde als het A. T. V. onder „T e g e n s t o o t e n". Art. 176 behelst vrijwel hetzelfde en in bijna dezelfde be woordingen als art. 153 (1) A. T. V., terwijl G. V. 1. art. 222 (2) nog eens stipuleert, dat na het terugwerpen van een binnenge drongen vijand door den tegenaanval, deze „buiten de opstelling alleen met vuur wordt vervolgd". Overigens stond het G. V. I. bijna op hetzelfde standpunt als het A. T. V. Slechts breidde het G.V. 1. de mogelijkheid tot het verrichten van „Tegenaan vallen" ook uit tot de bataljonsreserve. (G. V. I. p. 229). In 1928 werden echter de bekende wijzigingen op het G. V. 1. ingevoerd. Als men nu de gewijzigde artikelen bestudeert, dan merkt men op, dat in deze artikelen weer uitsluitend het woord „tegenstoot" gebruikt wordt (vgl. G. V. 1. art. 76 (4), 101 (3), 200(2) en 210 (2) 644 de tegenstoot „krachtig" zijn, voorafgegaan en gesteund door een „krachtig" Km. vuur". (1) In bedekte terreinstrooken zal de verdediger op daartoe geëigende punten (n. 1. tegenover open, licht begroeide c. q. open te kappen plekken) K.m.'s opstellen, met het doel den vijand met een „krachtigen" S) vuur stoot, onmiddellijk gevolgd door een bajonetaanval, verrassend op het lijf te vallen. (2) „Doeltreffend" aangebrachte „eenvoudige" hindernissen, ver- hakkingen kunnen hier aan den verdediger krachtigen steun verleenen. Noot. Het is opvallend, welk een kwistig en vaak overbodig om niet te zeggen schadelijk gebruik in onze reglementen van bijv. naamwoorden, blijkbaar als versterking bedoeld, wordt gemaakt. Waarom moet extra worden gezegd dateen vuurstoot v/e K. m. krachtigimoet zijn Kunnen zij ook „zwakke" vuurstooten afgeven? Waarom moet speciaal worden verklaard dat een hin dernis „eenvoudig" moet zijn, waarom niet „samengesteld" Wat is bovendien een „eenvoudige hindernis"?Al die o.i. overbodige toevoegingen stichten maar verwarring en richten daardoor meer schade dan nut aan. „S".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 22