ropeesche voorschriften, die voor de inwendige verdediging het:
vuur meer op den voorgrond stellen.
Daarvoor zijn goede redenen aanwezig.
In de eerste plaats zullen wij met onze zwakke troepen nimmer
in staat zijn een verdediging in de diepte te voeren volgens de
beginselen, die daarvoor op grond van de in den wereldoorlog
opgedane ervaringen, in de Europeesche Legers werden aange
nomen. Wij zullen geen „hoofdweerstandsstrook" van een 1500 M.
diepte kunnen organiseeren, daar de frontbreedte, welke wij dan
zouden kunnen innemen, al te gering zou worden.
Bovendien leenen de ten onzent meest voorkomende terreintypen
zich niet voor een dergelijke verdediging in de diepte (kampong
terreinen bijv.).
Voor ons zal het daarom bij de verdediging van groot belang
zijn, dat onze voorste weerstandslijn (de „frontlijn" zou men die
in Nederland noemen) intact blijft. Terwijl, mocht het even
wicht verbroken worden en de vijand op enkele plaatsen binnen
dringen, dit evenwicht ten spoedigste moet worden hersteld,
hetgeen alleen kan geschieden door het uitvoeren van tegenaan
vallen of tegenstooten, welke immers ten doel hebben, den
verdediger wederom in het bezit van die verloren gegane gedeelten
van de voorste lijn te stellen. Dus bij onsgeen „vastnagelen"
van den binnengedrongen vijand, geen zeer veel troepen kostende
„elastische" verdediging.
Gaan wij thans na, wat bij andere Legers omtrent dit onder
werp staat voorgeschreven
Hoewel de Nederlandsche voorschriften evenals de Indische
het beginsel huldigen bij de verdediging den vijand zoo mogelijk
voor de frontlijn tot staan te brengen, houdt hiermede ook de
overeenkomst op.
Binnen de hoofdweerstandsstrook doorgedrongen, wordt hier
de vijand in beginsel en in de eerste plaats door vuur tot staan
gebracht en tegengehouden alleen voor de herovering van ter-
reindeelen „wier bezit van groot belang is voor het behoud van
de stelling" en „indien het oogenblik daartoe gunstig is", worden
tegenStooten uitgevoerd (Gev. Handl. I p. 113, 115, 116).
P. 145 geeft nog nadere en uitvoerige voorschriften betreffende
den tegenstoot en hare uitvoering
„Dringt de vijand plaatselijk in de hoofdweerstandsstrook door
„en bezet hij een terreindeel, dat voor het behoud van de strook
„van overwegend belang wordt geacht, dan moet zulk een ter-
„reindeel door middel van een tegenstoot worden herwonnen.
„Alvorens hiertoe over te gaan, moet de vijand door vuur tot
„staan zijn gebracht, niet alleen op het te heroveren terreindeel
646