„zelf, doch ook over een zekere breedte afhankelijk van het „terrein ter weerszijden daarvan tegenstooten tegen „een oprukkenden tegenstander leiden inden „regel slechts tot schromelijke verliezen. Op dit beginsel, waarop hier zeer den nadruk wordt gelegd en dat wij ook herhaaldelijk in de buitenlandsche voorschriften en litteratuur aantreffen komen wij nog aan het slot van dit stuk, bij •de door ons getrokken conclusies, nog terug. Verder gaat dit punt nog voort: „Voor de uitvoering van tegenstooten tegen belangrijke terrein- „deelen of punten in de hoofdweerstandsstrook moeten te voren „de noodige voorbereidingen zijn getroffen aanwijzing van de „onderdeelen, terreinverkenning met het oog op de gunstige aan valsrichting, de uitgangsstelling, de wijze van uitvoering: enz." Hier komt een zeer belangrijk beginsel tot uiting, dat in de Indische voorschriften o. i. onvoldoende naar voren wordt ge bracht De tegenstoot mag geen geïmproviseerd karakter dragen. Hij moet deugdelijk en tot in finesses worden voorbereid. Deze voorbereidingen moeten plaats hebben van te voren, vóórdat het besluit tot het uitvoeren van een tegen stoot wordt genomen. Dusgedurende het organiseeren en in richten van de verdedigende opstelling. Verder wordt in de Nederlandsche Gev. Handl. wel een onder scheid gemaakt tusschen tegen s t o o t e n en tegen aanvallen {respectievelijk p. 145 en p. 148). Erkend moet worden, dat een scherpere en duidelijker in het oog vallende formuleering de voor keur had verdiend. Onder een tegen stoot verstaat men dan in Nederland een niet door artie-vuur, doch slechts door een kort en krachtig vuur van mitr. en c. q. van infiegeschut, met de grootste snelheid en stout moedigheid uitgevoerden aanval (stoot) van de regiments-, de bataljons- of de compagniereserve. Het initiatief tot het ondernemen ervan ligt uitsluitend bij den regts- of bataljonscomdt. Een com- pagniescomdt mag een tegenstoot slechts doen uitvoeren na be komen machtiging van den bataljonscommandant. In genoemd p. 145 wordt verder het doel van den tegenstoot scherp afgeba kend, deze mag slechts beoogen uitsluitend de /zerovering van het door den vijand bezette terreindeel en onder geen voorwaar de verder worden doorgezet. De tegenaanval wordt volgens de Ned. Gev. Handl. (p. 108, 123, 148) uitgevoerd door de divisie- of door de divisie-groeps- reserve. Het criterium ligt hier dus in de eerste plaats in de grootte van de aangewende troepenmacht. Bovendien wordt de tegenaanval door alle daarvoor beschikbare artillerie voorbereid, gesteund en beschermd. Deze tegenaanval draagt volkomen het 647

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 25