1. De signaalinrichting mag de gasdichte afsluiting van het masker,
zelfs onder de meest ongunstige omstandigheden op hetge-
vechtsveld, niet in gevaar brengen.
2. Het is gewenscht dat de inrichting op een bestaand masker
kan worden aangebracht, zoodat geen modelverandering als
anderszins behoeft plaats te hebben.
3. Het masker met signaalinrichting mag geen moeilijkheden geven
bij het opbergen daarvan in de gasmaskertasch. Het masker
moet dus op de normale wijze, dubbelgevouwen, in de tasch
van de bestaande afmetingen opgeborgen kunnen worden.
4. Alle te velde voorkomende verrichtingen moeten zonder bezwaar
kunnen worden uitgevoerd.
5. Bij defect geraken van de inrichting, waardoor het masker
gaslek zou kunnen worden, moeten onmiddellijk, zonder dat
het masker behoeft te worden afgezet, maatregelen genomen
kunnen worden dit euvel te herstellen, zonder dat de gevechts
kracht van den drager daarbij in het bijzonder wordt ingeboet.
6. Het is gewenscht dat het masker, ook zonder de inrichting,
als normaal masker kan worden gebruikt, d.w.z. dat masker
en signaalinrichting niet onafscheidelijk aan elkaar verbonden
behoeven te zijn en de laatste zoonoodig zonder bezwaar kan
worden verwijderd.
Door de „Auer-Gesellschaft" te Berlijn werd een signaalinrichting
op het Degea-masker aangebracht die in de practijk zeer goed zou
voldoen en welke door Dipl.-lng. Stoll vervaardigd en in het
tijdschrift „Die Gasmaske", Heft 2. 1932 wordt beschreven.
(Genoemde ingenieur stelde zijn ontwerp en modelconstructie ter
beschikking van de „Deutsche Gasglühlicht-Auer-Gesellschaft",
die deze aangelegenheid onmiddellijk ter hand nam en een si-
gnaalfluit voor gasmaskers construeerde, welke na gehouden proef
nemingen op practische bruikbaarheid zelfs aan zeer hooge eischen
bleek te voldoen ten aanzien van accoustiek en gastechniek.)
De constructie van de signaalfluit en de bevestiging daarvan
in het masker is als volgt.
Herausgegeben von der Auer-Gesellschaft. Berlin.
666