681 c. Minder dan 1 compie. tegelijk wordt niet ingezet. Per divisiefront is in het algemeen 1 baton, vechtwagens noodig. Frankrijk a. Vechtwagens kunnen de andere wapens niet vervangen. Zij zijn niet in staat om veroverd terrein te bezetten. Hun actie moet derhalve op den voet worden gevolgd door die der inf. b. Open, vlak terrein is voor het optreden van vechtwagens ongewenscht Eenigzins bedekt, licht geaccidenteerd terrein is het beste. Zwaar bedekt terrein vermindert de uitwerking van 's vijands art. vuur op de vecht wagens doch is van ongunstigen invloed op de moreele uitwerking van den vechtwagenaanval. c. Afhankelijk van het doel (al of niet zwaar versterkte stelling, terreinge steldheid vóór het doel) worden lichte, middelbare of zware vechtwapens ingezet. Lichte vechtwagens zijn niet bestand tegen art. vuur en moeten derhalve worden gedekt door de eigen art. of door zware vechtwagens, door de duisternis of door rook of nevel. De zware vechtwagens wagens kunnen door massieve hindernissen heenbreken, 't vijands afweerwapenen bestrijden en zich door een versterkte stelling heenwerken om de art. en reserve-afdn aan te vallen. d. Versnippering van vechtwagens is foutief. Bij voorkeur moeten zij en masse worden ingezet. Per divisie, welke den hoofdaanval uitvoert: 1 regt vechtwagens, overigens per divisie 1 baton; bij een vóórbaton resp. 1 compie en 1 sectiebij een vóórcompie 1 sectie. e. Door een achtergehouden reserve aan vechtwagens kan dikwijls tegen het einde van een gevechtsdag de beslissing worden verkregen. De actie van de vechtwagens moet onmiddellijk door de inf. worden uit gebuit. Nadat de inf. het veroverde terrein heeft bezet, trekken de vecht wagens zich terug. g. Een nauwkeurige verkenning moet het optreden van vechtwagens vooraf gaan. Zelfs in gunstig terrein heeft het materieel veel te lijden. Indien de helft van het materieel onbruikbaar is geworden is het volgens oorlogs ervaringen gewenscht de geheele afdeeling vechtwagens terug te trekken. Het gebruik van vechtwagens als zelfstandig wapen wint meer en meer aanhangers, waaraan de groote vooruitgang van de techniek uiteraard niet vreemd is. De invoering van dit zeer kostbare wapen en de vervanging van de oudere ondeugdelijke typen door modern materieel kan slechts langzaam plaats vinden. Luchtbeschermingsdienst. De Militaire Spectator No. 5 Mei 1932. Organisatie van den lucht beschermingsdienst in Europeesche Rijken. In beschouwing worden genomen Duitschland, Frankrijk, België, Italië, Zweden, Engeland, Tsjecho-Slowakije, Polen, Zwitserland, Roemenië en Estland, uit welke beschouwing het volgende wordt geconcludeerd. A. De organisatie van den luchtbeschermingsdienst is, veelal op initiatief van de bevolking, allerwege ter hand genomen en behoort tot het ressort van het Departement van Binnenlandsche zaken, al dan niet in meerdere of mindere mate gesteund door het militaire departement. B. Bijna overal heerscht de opvatting, dat de luchtbeschermingsdienst de taak is van de gemeentelijke en de provinciale besturen en het Rijk, daarbij medewerking moet verleenen door het geven van voorlichting, door het vaststellen van algemeene aanwijzingen en door het verleenen van facili teiten als het in bruikleen verstrekken van gasmaskers, het beschikbaar stellen van personeel voor het geven van advies e. d. Naarmate de ontwikkeling van den luchtbeschermingsdienst verder ge vorderd is, vinden deze beginselen meer toepassing, maar in beginsel worden zij schier overal bij den voorbereidingsarbeid aanvaard. C. Op welke wijze de kosten worden bestreden, staat niet vast, in algemeenen zin ontwaart men de neiging om terzake te decentraliseeren en de uit-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 59