683
De thans terzake vermelde gegevens werden ontleend aan een artikel van
Col. Med. U. S. Army Thomas Burrage Military Surgeon Maart 1932). Op
4.000.000 manschappen, allen ingeënt, deden zich in den wereldoorlog slechts
1065 typhusgevallen voor, d.i. één op 3756, terwijl in den Spaansch-Ameri-
kaanschen oorlog, toen het leger niet was ingeënt, één op elke 7 man werd aan
getast en één op elke 17 man aan deze ziekte overleed. Schr. meent dat deze
cijfers overtuigend de waarde van de typhusenting voor een leger te velde
aantoonen.
Als redenen voor het ondanks de enting voorkomen van ziektegevallen,
noemt schr. Ie gebruik van slechte enstof, 2e fouten bij de toediening ge
maakt, 3e onvoldoende vorming van beschuttende stoffen door de geënte
individuen en 4e zeer sterke besmetting waarvan de 3e en de 4e reden als de
voornaamste worden beschouwd.
De schr. nam zelf 76 typhusgevallen waar in een „Base-hospital in Frankrijk
waarvan er 73 korter dan een jaar tevoren waren geënt en 56 van het front
afkomstig waren. De ook hier te lande verbreide meening dat de ziekte bij
een geënt individu steeds een licht verloop zou hebben, wordt door Burrage
niet gedeeld. De sterfte bij zijn patiënten bedroeg,11,8 (gemiddeld bij typ
hus 100%) terwijl zich de gewone verschijnselen van ernstige gevallen voor
deden.
Inenting tegen tijphus van het leger te velde mag derhalve geenszins leiden
tot veronachtzaming van hijgiënische maatregelen (koken van drinkwater, or
de en zindelijkheid in bivaks, voorkomen van faecale verontreiniging van den
bodem enz.)
V. O.
Organisatie en bewapening der Artillerie.
In M. W. No. 48 (25 Juni 1932) wordt een zeer beknopt overzicht gegeven,
ontleend aan Russische bronnen, van de bewapening en organisatie, zoomede
van de denkbeelden omtrent het gebruik van de artillerie van het Japansche
Leger.
Het materieel bestaat uit oude en moderne vuurmonden, terwijl tevens
proefgeschut aanwezig is. Genoemd worden een 75 mm. kanon met een dracht
van 14-15 K.M. en houwitsers met een id. van 7-8 K. M.
De Inf. Div. heeft normaal 36 kanonnen van 75 mm. m. 1905, zoowel oude
als gemoderniseerde en 12 houwitsers (oude van 120 mm. en nieuwe van
150 mm.). Korpsartillerie is niet aanwezig; daarentegen wel Leger art., bewa
pend met kanonnen van 105 mm., (oude Arisaka en gemoderniseerde met
drachten tot minstens 15 K.M.) voorzien van mech. tractie en houwitsers van
150 mm., voorzien van paardentractie.
Leger art. is georganiseerd in regimenten, hetzij bewapend met kanonnen,
hetzij met houwitsers, ieder van 4 bataljons van 3 batterijen (per regt dus 48
st.). aantal regt. onbekend.
De Div. Art. bestaat uit één regt. van 4 bataljons (3 bewapend met kanonneu
en 1 met houwitsers), terwijl ieder bataljon is samengesteld uit 3 batterijen
van 4 stukken. Volgens Engelsche bronnen bezitten sommige divisies enkele
batterijen, welke geheel gemechaniseerd zijn, terwijl er ook regtn. zijn, waar
bij de houwitsers ontbreken.
Over het geheel is de Japansche Art. dus arm aan houwitsersdaarentegen
is veel inf. geschut aanwezig n. 1. 6 st. per bataljon (37. mm. kanon en 72-80
mm. Middelb. mijnenwerper).
In beginsel is centralisatie in de vuurleiding aangenomen. Ter beschikking
stellen van art. aan de inf. is mogelijk, doeh blijft uitzondering. Aangeteekend
wordt, dat gedurende de manoeeuvres veelvuldig gedecentraliseerd werd met
onder de bevelen stellen van batterijen bij de infanterie, b. v. bij de vervol
ging, bij het afbreken van het gevecht enz.
De voor zoovele legers typeerende verdeeling van de artillerie in inf. bat
terijen voor algemeene opdrachten kent men in het Japansche Leger niet.