2. DE TEGENSTOOT
door
KAPITEIN GITZ,
(Zie ook I. M. T. No. 8 blz. 643).
INLEIDING.
Kende men vóór 1914 alleen de begrippen „retour offensief'
(waarbij in het algemeen de defensieve houding verlaten werd
voor de offensieve) en „tegenaanval" (waarbij met een gedeelte
van de beschikbare krachten, in den regel de algemeene reserve,
tot het offensief werd overgegaan), in den Grooten Oorlog zien
we het begrip „tegenstoot" geboren worden en krijgt de tegen
aanval een andere beteekenis, beiden deel uitmakende van de
„interne verdediging".
Hierbij valt aanstonds op te merken, dat het verschil tusschen.
een tegenstoot en een tegenaanval (in na-oorlogschen zin gebezigd)
niet zoozeer van principieelen- dan wel van gradueelen aard is.
Deze toepassing van het element „beweging" in de interne
verdediging werd gedurende den Wereldoorlog zoodanig geper
fectioneerd, dat men daarvoor speciale troepen bestemde (Ein-
greif-divisionen, -Regiment) op gelijke wijze als men bij den aan-
v a 1 over speciale troepen beschikte, (de stormtroepen).
In de na-oorlogsche reglementen van het Buitenland, die een
neerslag vormen van de in den oorlog opgedane ervaringen vinden
wij aan den tegenstoot en den tegenaanval dan ook een plaats
ingeruimd.
Naarmate de Wereldoorlog meer tot het verleden gaat behoo-
ren, wordt ook het oordeel over de waarde van verschillende
nieuwe gevechtsvormen meer bezonken.
Zag men in het element „beweging" in de interne verdediging-
kort na den oorlog het alleen zalig makende middel om de ver
dediging met succes te kunnen voeren, en kende men aan het
middel „vuur" niet meer die waarde toe, dat haar rechtens toe
kwam, de nieuw verschenen buitenlandsche reglementen ademen
een anderen geest.
Zooals de luitenant-Kolonel van de Artillerie van het Neder-
landsche Leger, Jhr. J. Th. Alting von Geusau, het uitdrukt, wordt
in bovengenoemde reglementen aan „de anarchie" van den tegen
stoot een einde gemaakt en het vuur weer in eere hersteld.
699