a d. a. Onmiddellijk. Dat is dus het antwoord op de vraag: „Wanneer moet een tegenstoot worden ingezet?" Immers, de vijand verkeert na het binnendringen in een zeer ongunstige positie. Hij is min of meer in wanorde, zijn onder deden zijn vermengd geraakthij bevindt zich in onbekend ter rein, terwijl zijn verbindingsmiddelen en zijn vuurregeling zijn gedesorganiseerd. In deze, voor hem zoo kritieke periode, is de aanvaller het zwakst en dus de kans op succes van den tegenstoot het grootst. In deze periode moet men bij den verdediger niet eerst over wegen„Ben ik wel sterk genoeg voor den tegenstoot", maar moet hij profiteeren van de tijdelijke minderwaardigheid van den aanvaller, waardoor een geordende en krachtig aangevoerde troep succes kan behalen op een numeriek veel sterkeren tegenstander. De gelegenheid is dusdanig gunstig, dat men haar moet aan grijpen. Daarbij komt, dat nóch de vijandelijke, noch de eigen artillerie hunne werking kunnen doen gevoelen het is een strijd van infanterie tegen infanterie. Laat men dat gunstige moment voorbij gaan, dan krijgt de aan valler gelegenheid zijn troepen te ordenen, zijn automatische wa pens aan te trekken en gereed te stellen, zoodat na betrekkelijk korten tijd een tegenactie met kans op succes slechts na ernstige voorbereiding en met behulp van artillerie-steun mogelijk is. Het vlug besluiten tot het doen van den tegenstoot heeft slechts voordeelen. Wanneer men de periode, waarin de tegenstoot met succes kan worden uitgevoerd dus in tijd begrenzen wil, zien wij dat de tijd- grens naar boven wordt gevormd door het feit, dat de aanvaller nog geen gelegenheid mag hebben gehad zich te ordenen, auto matische wapens aan te trekken, in 't kort, hij mag zich in het door hem bezette terrein nog niet hebben georienteerd. Er bestaat ook een tijdgrens naar beneden. In beginsel toch geschiedt de operatie van den tegenstoot alleen, wanneer de aanvaller tot staan is gekomen of door ons vuur tot staan is gebracht. Een tegenstoot toch op een in beweging zijnde vijand, zou, sim plistisch gesproken, vergeleken worden met twee tegenstanders, die, ieder met een geladen geweer met bajonet op en gescheiden door een bepaalde ruimte op elkander los-stormen. De verstandigste van de twee houdt halt en schiet zijn tegen stander neer. 705 Deze betrekkelijk hachelijke positie van den aanvaller kort na het bin nendringen wordt ook in ons gevechtsvoorschrift gevoeld, blijkens het gestelde in de punten 76 en 107 (2) van ons Q. V. 1waar gesproken wordt van het opnieuw ordenen van de troepen, alvorens verder door te dringen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 19