Of, om een beeld uit de schermwereld te gebruiken een aanval eerst pareeren, daarna aanvallen. Zoodra dus de vijand halt houdt, is het moment gekomen en niet eerder; om de gedachten te bepalen, moet de tegenstoot, nadat de vijand is binnengedrongen, binnen een uur loskomen. De commandant van eenige reserve-afdeeling, welke eventueel een tegenstoot moet doen, vindt in het bepalen van het oogenblik „waarop" de grootste moeilijkheid. Veel, zoo niet alles hangt af van het kiezen van het juiste moment, waarvoor hem vaak slechts schamele gegevens ten dienste staan. Hoe wordt het gunstige moment nu practisch onderkend De commandanten van reserve-afdeelingen, die tot taak hebben eventueel een tegenstoot uit te voeren zullen probeeren zich een beeld te vormen van den toestand naar aanleiding van berichten uit de voorste lijn, het uithooren van gewonden, die zich naar achteren begeven, of door het zich verplaatsend geluid van het vuur. Ook bestaat de mogelijkheid dat zij den vijand bij plukjes zien deboucheeren uit de strook der voorste secties. Het spreekt vanzelf, dat wanneer de vijand over de geheele breedte van het compagniesvak doorstoot, er van een tegenstoot door de compagnies-reserve geen sprake kan zijn. Dit zou een onmogelijk te volbrengen taak zijn voor bedoelde afdeeling, die normaal 1/3 van de compagnie uitmaakt. De taak van de reserve bestaat dan in het beletten van een verder doordringen van den vijand door middel van vuur. In een dergelijk geval zal de tegenstoot moeten geschieden door de bataljons-reserve, die dus o.m. bericht krijgt van de voorste compagniën (compagnies-reserve). Dringt de vijand vrijwel gelijktijdig over de geheele breedte van het bataljons-vak door, dan is er wederom normaal geen sprake van dat de bataljons-reserve tot den tegenstoot kan overgaan. De taak van de bataljons-reserve in zoo'n geval is, wederom door vuur, den vijand een halt toe te roepende regiments-reserve krijgt dan de opdracht, den vijand uit de stelling te gooien. Naar m.m. (maar dit behoort slechts zijdelings tot het onder werp) moet de opstelling en groepeering van de reserve-afdeelingen in ieder onderdeel in de eerste plaats rekening houden met de mogelijkheid, dat, bij een aanval in grooten stijl, de vijand over de geheele frontbreedte van dat onderdeel doordringt, wijl dit voor den verdediger het gevaarlijkst is en is haar voornaamste taak: het verder doordringen van den vijand te beletten door middel van het vuur. 706 Ons G. V. I. schrijft in punt 30 (2) voor, dat alle bevelvoerenden, die niet onmiddellijk aan het gevecht deelnemen, doordat zij b.v. in reserve zijn, steeds bezig moeten zijn, o. a. met het inwinnen van inlichtingen omtrent het verloop van het gevecht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 20