Komende tot de uitvoering, zijn er verschillende zaken die onze
aandacht vragen, omdat het min of meer doordacht zijn ervan,
grooten invloed uitoefent op het succes van de operatie.
De troep toch, waarmede de tegenstoot wordt ondernomen
dit klemt des te meer naarmate deze omvangrijker en de afstand
tot den vijand grooter is handelt niet op het enkele commando
„Voorwaarts" of „Attaqueeren".
De verschillende factoren zullen wij hieronder wat nader be
kijken.
Het doel van den tegenstoot.
Het doel van den tegenstoot, hetwelk eenvoudig gesteld en
scherp omlijnd moet zijn, kan worden gevormd door:
a. het opnieuw herstellen van de situatie in front (flank) van de
compagnie (het bataljon).
b. het ontzetten van de met omvatting bedreigde onderdeelen uit
de voorste lijn.
Dit doel is dus de herovering van een bepaald terreingedeelte.
In werkelijkheid is het den vijand, die tegengehouden en ver
jaagd moet worden, maar daar de vijand zich ophoudt in het terrein,
dat door hem veroverd is, wordt dat terrein het object van den
tegenstoot.
Hier vinden we dus een overeenstemming met den gewonen
aanval, waarbij eveneens aan de aanvallende troependeelen ter
reingedeelten als object worden aangewezen.
Gegeven de menigte van situaties, die zich bij den aanval op
de te verdedigen positie kunnen voordoen, kunnen deze objecten
van te voren niet worden bepaald. Het probleem kan echter
vereenvoudigd worden door alle bijzondere gevallen tot enkele
algemeene terug te brengen, overeenkomende met de algemeene
richtingen, waarin de vijand kan aanvallen, n. 1. in front van de
compagnie (het bataljon) of op de r. flank dan wel op de 1. flank.
Deze drie algemeene gevallen moeten worden overdacht en
uitgewerkt, zoodanig, dat de mogelijkheid bestaat om gemakkelijk
van het algemeene geval tot het bijzondere te geraken. De tac
tische toestand (gesteldheid van het terrein in de strook der
voorste secties en daarvoor, in verband met de bezetting van die
strook) kan omtrent 's vijands vermoedelijke aanvalsrichting even
eens aanwijzingen geven.
Meer dan drie of vier gevallen uitwerken heeft geen nut, in
verband met het feit, dat het lagere kader de zaak dan niet meer
kan verwerken.
De as van beweging en de te gebruiken op-
marschwegen.
Na de vaststelling van de objecten komt deze kwestie aan de
orde.
708
DE UITVOERING.