De toevoeging „en van alle andere geweerdragenden" geeft aan
den tegenstoot het karakter van een wanhoopsdaad, uitvloeisel
van het idee, redden, wat er te „redden valt," wat de tegenstoot
niet mag en niet moet zijn.
In verband met het automatisch karakter van deze operatie (zie
karakteristieke eigenschappen van den tegenstoot) laat men in het
buitenland den tegenstoot uitvoeren door den commandant van het
daarvoor bestemde troependeel, i.e. den commandant van de com
pagnies-reserve.
Opvolging van het gestelde in vorengenoemd punt 222 toch
dwingt den compagniescommandant zich op te houden bij de
compagniesreserve op een moment, dat zijne aanwezigheid in de
voorste lijn meer urgent zou kunnen zijn in ieder geval wordt
hij door deze bepaling in zijn bewegingsvrijheid beperkt.
Dat de commandant van de reserve-afdeeling meer de aange
wezen persoon is, vloeit o.m. voort uit het feit, dat hij meer au
fait is, daar hij zijn gedachten over een mogelijk optreden heeft
laten gaan, de manoeuvre heeft opgezet en de noodige voorbe
reidingen heeft getroffen.
Een tweede punt betreft het gestelde in p. 229 (1) van het Q.
V. I., waarin aangegeven staat, dat de aanvalsrichting bij voorkeur
zoodanig gekozen wordt, dat de doorgedrongen vijand in flank
of rug wordt aangegrepen.
In de buitenlandsche zienswijzen vindt men ook de tendenz,
den vijand bij voorkeur in de flank aan te vallen, hoewel erkend
wordt, dat het lang niet altijd mogelijk zal zijn, parceque la ra-
pidité et la violence de Faction importent surtout".
De toevoeging „of rug" zou gevoegelijk achterwege kunnen
blijven.
Optredende in het eigen vak, lijkt het mij uitgesloten, dat een
reserve-afdeeling ooit de gelegenheid krijgt een tegenstoot te doen
tegen den rug van den vijand.
De mogelijkheid van een optreden in den rug van den vijand
bestaat m. i. alleen, wanneer een afdeeling, bestemd voor den
tegenstoot, optreedt in het nevenvak, welke wijze van optreden
in p. 229 (3) wordt aangegeven.
Maar, gezien de eischen, die een tegenstoot stelt, wil er kans
op succes bestaan, vooral wat betreft de terreinverkenningen en
ook, daar de tegenstoot het karakter moet dragen van een te
voren opgezette en doordachte manoeuvre naar aanleiding van en
kele eenvoudige onderstellingen, komt het optreden in het ne
venvak practisch niet voor, zoodat het gestelde in bedoeld punt
misleidend werkt.
Men doorkruist, op deze wijze optredende, de plannen van den
commandant van het nevenbataljon (diens reserve-afdeelingen gaan
automatisch tot den tegenstoot over) en schept een heillooze ver-
713