een onderlinge wedijver om de prestaties te verbeteren en op te voeren. Voorts werd getracht in de uitrustingen der compagnieën een heid te brengen en in alle behoeften gelijkelijk te voorzien. Dit bleek bezwaarlijker dan men wel zou denken het personeel der mineurcompagnieën toch, was uit alle deelen der wereld afkom stig en natuurlijk gesteld op het gebruik van die werktuigen en hulpmiddelen, waaraan het gewend was. Wel slaagde men erin om in verschillende opzichten tot overeenstemming te komen over hetgeen uit Engeland betrokken werd, doch in de gevallen, dat legerwerkplaatsen zelf zonder belemmering konden aanmaken, bleek het brengen van eenheid onmogelijk. Elk leger kreeg zijn opleidingsschool voor den mineurdienst, waar les gegeven werd in luisteren, reddingswerk, eerste hulp en mijntaktiek hier werden de officieren opgeleid vóór ze naai de compagnieën gingen. De eerste algemeene infanterie-aanval, gesteund door mijnaan- vallen, had in April 1916 plaats bij St. ELOI. Hier werden vier zware (18 m) diepgelegen mijnen opgeblazen, die voor de actie een succesvolle uitwerking hadden en ervaring opleverden t.a.v. bodemgesteldheid, werkingssfeer, trechtervorming, gevaarzöne en gevaarduur. De volgende gecombineerde operatie had plaats in den SOM- MESLAG. Er lagen 6 of 7 mijnen onder verschillende sterke punten, die alle op „nul"tijd werden opgeblazen, behalve één, die door onbekende oorzaak 10 minuten te vroeg ging. Het onaan gename gevolg van dit feit was, dat de door laatstbedoelde mijn gevormde trechter door de Duitschers met mitrailleurs bezet kon worden en geen Britsch soldaat kans kreeg hier het „Niemands- lands" te overschrijden, terwijl dit op de overige punten vrijwel zonder eenig verlies mogelijk was. Bij dezelfde, actie werden in ruime mate zgn. „Russische sappen" toegepast, d.z. mijngangen die slechts ongeveer 30 cm onder de oppervlakte loopen, tot dicht voor de vijandelijke stelling. Zij moesten zoodra de eerste aanvalsgolf deze stelling bereikt had door zwakke ladingen over de geheele lengte geopend en tot de Duitsche loopgraven doorgestoken worden, om op deze wijze een stelsel van gedekte verbindingsgangen voor de reserves te vormen. Een deel dezer 25 gangen werd niet benut omdat de aan- valstroepen het terrein niet konden doorschrijden, een ander deel was overbodig omdat de Duitschers de loopgraven hadden ont ruimd, maar een aantal der gangen heeft belangrijke diensten be wezen. De lessen uit den Sommeslag waren voor de mineurs 723

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 37