Ie. alle mijnen moeten op „nul" tijd worden opgeblazen omdat de vijand geen gelegenheid mag krijgen zich in de trechters vast te zetten vóór de aanvalsfroepen het Niemandsland zijn overgetrokken 2e. deze „nul" tijd moet voor alle sectoren gelijk zijn 3e. waar de grond gunstig is, geven „Russische sappen" een mogelijkheid om zonder verliezen Niemandsland te door schrijden 4e. de theoretische berekeningen der zware mijnen zijn in de praktijk juist gebleken. Aangezien in dezen slag de Duitsche mijnstelsels veroverd wer den, was het mogelijk de Duitsche mineermethoden te bestudeeren en vergelijkingen te maken. Zoo bleek bv. dat de Duitschers hun mijningangen zeer zorgvuldig verborgen door den uitkomenden grond weg te voeren, terwijl de Engelschen dat niet deden, ten gevolge waarvan met het bloote oog de ingangen op zeer groote afstanden waren waar te nemen. Ook waren de Duit schers zeer voorzichtig in hun mijnarbeid en bekleedden zij de gangen zelf in de hardste kalkgronden over de geheele lengte. Huil mineurs teekenden geregeld op de bekleedingen aan hoever ze gevorderd waren, waaruit bleek, dat zij rekenden met een dagelijksche vordering van =t 2,5 m, terwijl de Engelschen 3 4,5 m per dag bereikten. De laatste actie had plaats in November 1916 bij BEAUMONT HAMEL, waarbij met behulp van drie, op nultijd opgeblazen, mijnen de trechter veroverd werd, dien de Duitschers door te vroeg opblazen in den Sommeslag hadden kunnen bezetten. Na den Sommeslag hielden de Engelsche mineurs zich in hoofd zaak bezig met het maken van onderkomens c.a., waartoe het veroverde Duitsche mijnsysteem volle gelegenheid gaf. Men schatte hier winterkwartieren te kunnen inrichten voor ongeveer 20000 man. 1917. In dit jaar bereikte het Britsche mineurwezen zijn hoogtepunt. De eerste gemeenschappelijke actie had plaats in den slag van ARRAS, waar met alle ondervindingen, opgedaan in 1915 en 1916, rekening kon worden gehouden. Niet zoozeer maakten mijnen een groot deel van het plan uit, doch wel werden Russische sappen in ongekend aantal toegepast. Instede deze 30 cm onder den grond te leggen, werden ze thans granaatvrij gemaakt, dwz. 7,5 m onder het aardoppervlak aangelegd. Zij waren 2 in hoog en 1 m breed en gaven dus gelegenheid o<m rechtop gaande met tweeën te passeeren. Deze onderaardsche gangen waren electrisch verlicht, van waterleiding voorzien en bevatten terzijde onderkomens, ver zamelplaatsen, commandoposten, verbandplaatsen, enz. De gangen 724

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 38