zoo lang zijn, dat de ruiter altijd gemakkelijk met de holte van
den voet op het voetstuk van den stijgbeugel kan rusten (langs
den weg in stap en draf zal het geoorloofd zijn om, teneinde den
voet rust te geven, alleen de punt van den voet te laten steunen).
Indien de stijgbeugels korter zijn dan noodig is verkrijgt men een
onzekere zit, indien zij te lang zijn eveneens, waar nog bij komt
dat de ruiter door met de punt van den voet naar den stijgbeugel
te zoeken, wat zijn aandacht in beslag neemt, weinig in evenwicht
zal zijn, en daardoor knieën, beenen en de rest van het lichaam
niet stil kan houden.
Men moet bedenken dat de juiste beugellengte een van de eerste
vereischten is, opdat de instructeur bij den leerling een rustige
vaste zit verkrijge.
Men zal in den beginne weinig verbeteringen in de houding
aanbrengen, opdat de ruiter niet de gewoonte aanneme zich te
spannen, en later bij het eischen van de goede houding zal men
rekening moeten houden met den bouw van den recruut.
De teugels worden steeds, een of twee in elke hand gehouden,
dan wel alle vier vereenigd. Het rijden met 4 teugels in een hand
is naar mijn meening een der voornaamste redenen waarom de
soldaat niet in staat is zijn paard goed te besturen, en daarin zal
men de oorzaak moeten zoeken der talrijke weifelende en steeg-
sche paarden bij de eskadrons.
Inderdaad, vooropgesteld dat het paard (natuurlijkerwijze) ge
vraagd wordt om te wenden met den binnenteugel, en dat het
wendt indien de buitenteugel dienovereenkomstig wordt nagege
ven, wat zal er dan gebeuren indien de 4 teugels in een hand
gehouden worden? Dat de soldaat de hand naar links brengt om
links te wenden, en naar rechts om rechts te wenden, en aldus
trekt aan den teugel tegenovergesteld aan de zijde waarheen hij
het paard wil laten wenden. Zoude het dus niet veel juister
en veel eenvoudiger zijn in elke hand twee teugels te laten hou
den, dan wel alle teugels in een hand en den soldaat te leeren
met de andere aan de linker of rechter teugel te trekken, opdat
hij zulks ook kan doen met de wapens in de hand?
In een woord, den ruiter zal goed ingeprent en machinaal geleerd
moeten worden links te wenden door aan de linker teugel te
trekken en de rechter na te geven, en omgekeerdenkele paarden
die niet willig wenden op deze hulpen, zal men dwingen te ge
hoorzamen door het aanleggen van het binnenbeen, zoonoodig
met gebruik van de binnenspoor.
De ruiter zal altijd op deze wijze moeten wenden, ook als hij
de wapens in de hand heeft, dus, omdat indien met een hand
rijdend hij niet voldoende de inwerking van den binnenteugel kan
laten voelen, om te wenden met de rechterhand (ook als hij
daarin de sabel of de lans heeft) de teugel welke daartoe noodig
is aanvatten teneinde daarmede in te werken zooals ik hiervoor
heb aangegeven.
732