tisch zijn en op het juiste oogenblik weten zijn krachten te ge bruiken. Bovendien is de evenwichtshouding van den ruiter zon der beugels geheel anders dan die van den ruiter met beugels, en ten slotte moet de ruiter leeren een juist gebruik te maken van de beugels, teneinde niet te bonzen op den rug van het paard en om den zit te kunnen verlichten. Al mag dus in enkele gevallen met mate zonder beugels ge oefend worden, vaak is dit niet alleen nutteloos doch ook scha delijk. De ruiter wordt aldus gevormd door oefeningen die geleidelijk aan moeilijker worden, terwijl men tracht de moeilijkheden voor den ruiter niet te vergrooten doch deze te ondervangen. Het is noodig dat de instructeur bij alle oefeningen voortdurend zijn aandacht wijdt aan het bestrijden der stijfheid, onder welken vorm en in welk deel van het lichaam deze ook moge optreden, omdat dit altijd eindigt met zich te uiten in stugge handen, die een pijnlijke werking op den mond van het paard doen gevoelen, welke zich voortplant in de lendenen. 735

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 49