is dat wij slechts zelden de kans zullen krijgen om onze offen sieve mitrailleurs te gebruiken. Voor slagaanvallen zullen zeker vleugelmitrailleurs van veel nut kunnen zijn, maar als wij een toestel bestemmen voor ver schillende taken zal het noodzakelijkerwijs voor de ééne taak min der geschikt zijn dan voor de andere. Dus moeten we ons dan afvragen welke taak wij als hoofdtaak moeten beschouwen en voor dit geval kunnen we dan gerust zeggen„het bommenwerpen". Dus zoo min mogelijk mitrailleurs. Even verder zegt S. trouwens dat bij kleine bombardements toestellen de bestuurder de beschikking heeft over één of twee mitrailleurs, bij lichte verkenners, enz. als regel over twee. Wij zouden verder willen gaan en voor alle vliegtuigen die in de lucht defensief zijn slechts één voormitrailleur eischendit betreft dus de bommenwerpers, artilleriewaarnemers, verkenners enz. Onder het hoofdstuk „waarnemersmitrailleurs" wordt gesproken over de vele doode hoeken welke het vliegtuig voor deze mitrail leurs biedtbij de waardeering van dezen factor vergete men echter niet dat bij het gevecht van vliegtuig tegen vliegtuig met behulp van de waarnemersmitrailleurs de bestuurder door handig te manoeuvreeren kan trachten dit inderdaad ernstige nadeel zooveel mogelijk te ondervangen. In dit verband is het van belang op te merken dat met de ringen waarop onze mitrailleurs gemonteerd zijn het mogelijk is om ver ticaal omhoog, en met een onder handen zijnde constructie wij ziging ook verticaal omlaag te vuren. Onder „enkele tactische gegevens" wordt door S. opgemerkt dat de bemanning van een verkenningsvliegtuig tot het offensief kan overgaan, indien zij bemerkt dat, gezien het vijandelijke lucht- overwicht, de opdracht toch niet is uit te voeren. Indien zij daartoe gedwongen wordt is er inderdaad niets aan te doen, maar in beginsel moet het voor dat verkenningsvliegtuig toch zaak zijn zich zooveel mogelijk aan het gevecht te onttrekken daar een dergelijk toestel tegenover een jager toch geen schijn van kans heeft, laat staan tegenover meerdere jagers. En thans de groote kwestie„het richtprobleem bij de achter mitrailleurs", of wel„richtmiddelen of spoormunitie". S. berekent dat een aanvallende jager maximaal lll2 seconde onder vuur is, in welk tijdsverloop hoogstens 15 schoten worden afgegeven waarvan er slechts 4 kans hebben om het doel te treffen. Afgescheiden van het feit dat een geoefende mitrailleur- schutter als regel niet meer dan 6 schoten noodig heeft om den bundel op het doel te brengen, zouden wij willen vragen hoe precies de afstand van 200 M. bepaald moet worden waarop 737

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 51