begonnen kan worden met vuren. Op den grond is dit al moei
lijk, in de lucht onmogelijk. Indien men de oorlogsomstandig
heden in aanmerking neemt behoeft het geen twijfel, dat iedere
mitrailleurschutter te vroeg zal beginnen te vuren, en deze eerste
schoten, die dus op een te grooten afstand worden afgegeven
om uitwerking te hebben, zijn juist noodig om den bundel op
het doel te brengen. Dus bestaat een zeer redelijke kans dat
wij, zoodra het doel op schootsafstand genaderd is, gericht zijn
en het overgroote deel van onze 15 schoten uitwerking zal hebben.
Dat dit tot grooter munitieverbruik leidt is zeker, maar bij
gebruik van richtmiddelen bestaan bovengenoemde oorlogsom
standigheden eveneens en zal de mitrailleurschutter ook te vroeg
beginnen te vuren.
Het afzien van het gebruik van spoormunitie en instede daarvan
vuren met behulp van richtmiddelen zal dus n. o. m. geen mu
nitie besparing beteekenen.
Een ander bezwaar van spoormunitie noemt S. dat we de baan
niet alleen vóór, maar ook achter het doel zien, en dus niet het
snijpunt kunnen bepalen van die baan met het vlak door het
doel loodrecht op de schootsrichting. We kunnen dus niet de
grootte van de afwijking bepalen waardoor volgens S. het corri-
geeren van de baan moeilijker en tijdroovender wordt.
Maar wat hebben we er aan om te weten dat het eerste schot
bijvoorbeeld niet 12 maar 2M. naast het doel was Een kleinere
beweging met de handen maken Neen, want elke beweging met
de handen om de richting te verbeteren moet zoo buitengewoon
klein zijn dat we daar niet op het gevoel nog verschil in kunnen
brengen. Het is geen kanon dat we tot op 1 duizendste nauw
keurig kunnen corrigeeren en waarvan we dan zeker kunnen zijn
dat de richting goed is.
Even verder betoogt S. dat de kogel traverseerend door de lucht
zal gaan tengevolge van de eigen vliegtuigsnelheid, waardoor de
spreiding grooter zal worden. Dit moet niet geheel juist geacht
worden. De kogel krijgt een bepaalde afwijking, waarvan we dus
bij het gebruik van spoormunitie geen last hebben, maar de sprei
ding wordt niet vergroot.
Dat het in den wereldoorlog voorkwam dat bij het schieten met
spoormunitie de schutter de kogelbaan in het doel zag verdwij
nen, terwijl later het doel niet getroffen bleek te zijn moet naar
onze meening daaraan worden toegeschreven dat men toen nog
onvoldoende ervaring had van de op het gebruik van spoormunitie
van invloed zijnde factoren met als gevolg dat men niet wist hoe
met spoormunitie moest worden gericht. Men moet zijn oogen op
een zoo groot mogelijken afstand van de zielas van de mitrailleur
houden, en noch recht er boven, nóch recht zijwaarts, maar liefst
bijvoorbeeld schuin links (of rechts) boven. Dan beziet men de
beide krommingen die de baan vertoont van ter zijde. Hierwor-
738