dan wel omgekeerd Rails en bruggen worden geïnspecteerd, des
nachts desnoods met flashlights, zoo nu en dan wordt er halt
gehouden, geluisterd, hinderlagen gelegd enz. Door hare getal
sterkte is de patrouille in staat, waar noodig, krachtdadig op te
treden. Na terugkomst rapport aan den brigadecommandant.
De derde groep kan in dien tijd gaan slapen. Volkomen rusten,
doch wapens bij de hand.
Na b. v. 3 uur kan de gepatrouilleerd hebbende groep gaan
rusten, de groep die de wacht had gaat nu patrouilleeren en de
groep die rustte komt nu op wacht.
Laat men op deze manier de groepen elkaar aflossen b. v. om
de 3 uur, dan bereikt men daarmede ook, dat de door die groepen
te verrichten nachtdiensten eiken nacht op andere uren versprin
gen en hierin dus de noodige afwisseling gebracht wordt.
Wat heeft nu zoo'n patrouille mede te nemen, behalve wapens,
patronen en één of meer flashlights
Ie. Minstens twee S. S. koelie's, op de hoogte van raillasschen
e. d. voorzien van reservelasschen, bouten, moeren en gereedschap
om eventueel reeds op kleine schaal verrichte vernielingen on
middellijk te kunnen herstellen.
2e. Een roode vlag (des avonds te gebruiken om voor het
flashlight te houden) om als ergens een vernieling geconstateerd
is, een eventueel naderende trein te kunnen doen stilhouden.
3e. Indien de treinenloop nog regelmatig geschiedt, een uit
treksel van de desbetreffende bladzijde uit het spoorboekje.
Het spreekt van zelf dat de patrouille-Commandanten ook zoo
spoedig mogelijk onderricht moeten worden in het demonteeren
van eenvoudig aangelegde springladingen.
Is de met een lijnvakbewaking belaste brigade op een station
gelegen, dan zal de brigade-commandant zich door tusschenkomst
van den stationschef dan wel eenig ander stationspersoneel zoo
spoedig mogelijk op de hoogte moeten stellen van de diverse
vitale deelen van het station met emplacement (seinhuisjes, wis
sels, waterpompstations, watertanks e. d.)
Wordt een brigade-commandant opgedragen behalve een station
waar hij met zijn brigade gelegerd is, ook nog een stuk lijn met
één of meer daarin liggende spoorbruggen te bewaken, dan ver-
gete hij vooral niet, hoewel hem is opgedragen op het station te
legeren, dat de spoorbruggen de meeste vitale deelen van het door
hem te bewaken baanvak zijn.
Worden deze bruggen ernstig bedreigd, dan laat hij desnoods
het station tijdelijk in den steek.
Een vernielde brug doet den treinenloop volkomen stilstaan,
een vernield station niet zoozeer, zoo ja, dan toch in ieder geval
niet voor langen tijd.
Madjalengka, 5 Februari 1932.
762