3. DE BRITSCHE MINEURS IN DEN WERELDOORLOG
door
P. PROOST,
Kapitein der Genie.
(met 6 schetsen achter in dit nummer).
In de Wetenschappelijke Jaarberichten der I.K.V. is de laatste
jaren herhaaldelijk met enkele woorden gesproken over den mi-
neurdienst en daarbij is in het bijzonder de aandacht gevestigd
op de geweldige vlucht, die het mineurwezen aan het Britsche
front in Frankrijk tijdens den wereldoorlog heeft genomen, waarbij
deze dienst uit vrijwel niets in een jaar tijds is opgebouwd tot
de meest volmaakte organisatie op dit gebied.
Hoewel het m.i. niet te verwachten is, dat wij met onze zeer
weinige pioniers naast alle andere, ons toebedeelde, werkzaam
heden en afgezien van andere overwegingen en omstandigheden
in oorlogstijd ooit tot mineeren zullen komen, zelfs niet op de
meest bescheiden schaal, zoo lijkt het mij toch niet van belang
ontbloot iets meer mede te deelen omtrent het Engelsche mineur
wezen, alleen al omdat de wijze waarop deze organisatie ontstaan
en gegroeid is en een overzicht van hetgeen ze verricht heeft, de
moeite waard zijn om meer bekendheid te krijgen.
Zooals met zooveel zaken het geval is, heeft ook de mijnoor-
log vóór- en tegenstanders gehad, zoowel vroeger als ook nu
weer. Oordeelde bv. in 1905 de generaal Hoffmann den mijn-
oorlog voor het innemen eener vesting onvermijdelijk, in den
wereldoorlog heeft het mijnwezen een ongekend uitgebreide toe
passing gevonden, zoowel in het Westen waar, naar schatting,
soms wel 60000 man voor den mineurarbeid ingedeeld waren
als in het Oosten, doch voor geen enkele vesting heeft de mijn-
oorlog ook maar een rol gespeeld.
Evenals vóór den wereldoorlog, is het ook thans gesteld, doch
precies andersom dan men zou vermoeden men acht thans den
verdediger, die een ondergrondsch mijnstelsel als stiijdmiddel in
den vesting- en stellingoorlog grondig heeft voorbereid, verre in
het voordeel.
Wordt in de Duitsche voorschriften slechts het allernoodzake
lijkste op het gebied van mijnoorlog aangetroffen, in verschillende
716