een ontzaglijke hoeveelheid menschen (in 1916 waren gemiddeld
20000 mineurs of een sterkte van 2 divisies infanterie aan de
legersterkte onttrokken), materieel, tijd en springstoffen, dat met
moderne zware artillerie en vliegtuigen in veel en veel minder tijd
en met veel minder kosten aan personeel en materieel een veel
groote uitwerking kan worden verkregen dan met den mijnoorlog
mogelijk is bovendien kunnen de mineurs de steeds wisselende
omstandigheden aan de oppervlakte niet snel genoeg volgen.
De mineurs zullen dus noodig blijven voor het maken van bom
vrije onderkomens c.a. ten behoeve van staven en troepen, alsmede
voor het leggen van defensieve m ij n stelsels, doch
algemeen is men van oordeel, dat een offensieve mijnoorlog achter
wege behoort te blijven, een meening die ook in de na-oorlogsche
voorschriften is neergelegd. Mocht de tegenpartij aanvallende mijn-
stelsels maken, dan wordt aanbevolen om daartegen te ageeren
door alleen luisterposten aan te leggen en het front telkens op
het juiste tijdstip zoover achteruit te brengen, dat de aanvaller
geen nut meer kan hebben van de verlaten loopgraven en genood
zaakt wordt om weer een 50 m verder te mineeren, een methode
die door de Franschen op groote schaal en met goeden uitslag
is toegepast en die op den duur den aanvaller de lust tot verder
mineeren wel doet vergaan.
TJIMAHI, 5 Mei 1932.
Bronnen
R. E. J. 1929, Dec.-afl. Harvey, Military Mining in the
great War.
H. T. 1930, No. 12 Englische Mineurtatigkeit im
Weltkriege.
M E 1931, Nov./Dec. afl. Harvey, British Military Mining
1915—1917.
AANKOMST IN NEDERLAND.
Dringend verzoek aan de in Europa vertoevende
Officieren, steeds hun adres op te geven aan den
correspondent Kapitein-Intendant
J. Kooij, Antonie Heinsiusstraat 17, 's-Gravenhage.
728