7. SPOORWEGBEWAKING
door
M.A. SIEREVELT,
Kapitein der Marechaussee.
Collega Scholten heeft een zeer nuttig werk verricht door in het
I. M. T. 1932 No. 1 eens te wijzen op de vele leemten welke be
staan in ons A. T. V.
Ieder Compagnies Commandant, die eenigen tijd weer in regi-
mentsverband heeft gediend voelt dan ook terdege, dat voor de
detailopleiding van zijn troep, het A. T. V. hun op menige plaats
absoluut in den steek laat.
Ook een opsomming van de leemten in het A. T. V. te geven
is niet mijn bedoeling, maar gaarne grijp ik deze gelegenheid aan
om eens wat gedachten neer te schrijven over één der door
den heer Scholten genoemde punten en wel over het op blz. 27
voorkomende punt „e" „Spoorwegbewaking".
Zou het opstel van den heer Scholten tevens ook geen aanspo
ring kunnen zijn voor andere collega's om hun geestelijke krachten
eens te wijden aan de andere op die blz. 27 genoemde punten
Menig officier, zoowel Compagnies-Commandant als Sectie-
Commandant zal men daarmee ongetwijfeld een genoegen kunnen
doen.
Bij de opleiding van den troep heeft men alsdan, in afwachting
van een „velddienstvoorschrift" tenminste reeds een leidraad.
Waar „spoorwegbewaking" in verband met de primaire taak
van ons leger een opdracht zal zijn, die menig Compagnies-Com
mandant misschien spoediger zal krijgen dan hij wel zal ver
wachten, lijkt het mij niet ondienstig hiermede te beginnen.
Alvorens in details onze gedachten hierover te laten gaan»
hebben we in de eerste plaats onszelve de vraag te stellen
„Wat kunnen we verwachten indien we bij binnenlandsche
onlusten belast worden met de bewaking van stations-emplace
menten, spoorbruggen en spoorlijnen
„Hoe zal onze tegenstander hoogstwaarschijnlijk optreden?"
„Hoe lang zullen de spoorwegtrajecten, die we te bewaken
krijgen, wel zijn
Ziedaar eenige vragen, die we eerst moeten beantwoorden.
757