Het vuur komt het meest tot zijn recht, wanneer het verrassend
en flankeerend wordt afgegeven. (A. T. V. 141, lid 6, G. V. I. 175).
Wanneer een k. m. flankeerend vuur moet afgeven, hetgeen
regel zal zijn, moet de gr. ct. zorgen, dat het wapen met zijn
bediening naar 's vijands zijde behoorlijk gedekt is tegen vuur.
(G.V. I. 203, lid 2). Bij de verdediging zal zulks haast altijd mo
gelijk zijn door het graven van doelmatig ingerichte k. m. kuilen.
De sectie ct. stelt zich in verbinding met de commandanten
der nevensectiën en regelt met hen de keuze van de vuurstrooken
der k. ms. in dier voege, dat die vuurstrooken elkander zooveel
mogelijk kruisen. (G.V. 1. 195 lid 2). Hier is dus het opgeven
van vuurstrooken aan de k. ms. uitdrukkelijk voorgeschreven.
De k. m. vuurt in den regel niet boven de 500 m. (A. T. V.
141 lid 7, G. V. I. 3 lid 2). In het algemeen behoort het vuur
eerst te worden geopend op het tijdstip, dat de vijandelijke artil
lerie ter wille van de veiligheid van de aanvallende infanterie
haar vuur moet verleggen. (A. T. V. lid 1). Dit zal het geval zijn,
wanneer de vijandelijke infanterie tot op ongeveer 300 m. van
de eigen opstelling genaderd is.
Neemt men de flankeerende opstelling der k. ms. in aanmer
king, dan valt uit het bovenstaande op te maken, dat de vuur-
strook der k. ms. zeer zeker geen grootere lengte zal kunnen heb
ben dan 500 m. Vaak is het zelfs geboden om, met het oog op
het verrassende element van het vuur, deze vuurstrook minder
lang te nemen 300 m). De opleiding van de k. m. brigades
houdt ook rekening met deze eischen, door o. a. de schoolschiet-
oefeningen op geen grooteren afstand te doen houden dan 500 m.
ad. b. De k. m. is een schitterend wapen, doch men kan daar
mede geen ongelimitteerd breede vuurstrooken beheerschen. Hoe
breed dient men nu die vuurstrook te nemen Daartoe neme
men als grondslag het bepaalde in V. S. I. deel II, punt 33, n. 1.
dat een goed geoefend schutter in den regel zonder zijn lichaam
van plaats te doen veranderen een vuurstrook onder vuur kan
nemen, waarvan de breedte ongeveer gelijk is aan '/4 van den
afstand.
Daartoe zal de schutter de normale houding aannemen, waarbij
het wapen is gericht op het midden van de onder vuur te nemen
strook en vervolgens op de verschillende doelen in die strook
vuren door een zijwaartsche verplaatsing van de schouders. De
schietopleiding voor het k. m. personeel houdt ook hiermede
rekening door het vaststellen van een paar schoolschietoefeningen
met verandering van mikpunt.
Waar de breedte van de vuurstrook hier bestemd is voor goed
geoefende schutters, is het raadzaam om in het algemeen die
breedte iets minder te nemen, omdat immers het personeel der
k.m. brigades niet uitsluitend bestaat uit goed geoefende schutters
en bij het invallen der minder goed geoefenden die strook te
831