met eenen achter elkaar over een galangan of over een paadje door een tegalan te loopen, waarbij het er slechts op aankomt om aan den anderen kant van het terreingedeelte te komen. Het beloop van deze galangans dwingt ook veelal tot onjuiste bewe gingen (zooals flankbewegingen dicht voor den vijand langs) zoo dat de menschen daar langzamerhand het verkeerde niet meer van inzien. Nu zijn deze oefeningen ontegenzeggelijk noodig, maar naar mijne meening mogen ze toch nimmer de hoofdschotel van het programma vormen, in de tweede periode zien we als regel per maand voor het Regiment een onderwijsoefening en drie T.T. oefeningen voor de Bataljons en voor het Bataljon ook een onderwijsoefening en drie T. T. oefeningen voor de compagnieën. Hier kan dan nog bijkomen dat men voor oefeningen van andere Bataljons als aanvulling ter beschikking wordt gesteld of een oefening met den Geneeskundigen Dienst zoodat men van de uitrukdagen al spoedig een negental bezet heeft waarmee men dan net komt op het aantal uitrukdagen waarmee volgens het V. 0.1. zou kunnen worden volstaan. Volgens ditzelfde voorschrift blijven er dan per maand nog een viertal dagen over waarop eventuëel kan worden uitgerukt en hiervan zijn ook nog dagen bestemd voor V. P. T. L. oefeningen, om van oefeningen volgens V. O. I. pt. 33c. maar niet eens te spreken. Als de compagnies commandant nu de eene overblijvende dag niet besteedt aan een oefening met de compagnie in haar geheel als training voor de T. T. oefeningen waarbij hijzelf als commandant geoefend (en vooral ook beoordeeld wordt), of, bij de daarmee uitgeruste com pagnieën, aan een oefening waarbij het gasmasker een hoofdrol speelt, dan is er voor de beoefening van ons zooveel omvattende R. I. V. nog net één dag over. Dikwijls valt er echter nog wel eens iets bijzonders te doen en dan vervalt ook deze dag en nog weieens een V. P. T. L. dag ook. Nu zou dit allemaal nog niet zoo erg zijn als deze onderwerpen in de eerste periode behoor lijk onder handen werden genomen, maar dan zien we helaas een analoog verschijnsel. In de maand December wordt er wel wat aan gedaan maar dan is altijd een vrij belangrijk gedeelte van de menschen afwezig omdat dit de maand is van de schietverloven, schermwedstrijden en vaar- digheidsproeven bovendien is het een maand met zeer veel vrije dagen. In Januari beginnen we alweer met de T. T. oefeningen o.l. Bataljonscommandant, id. o.l. compagniescommandanten eenige onderwijsoefeningen in compagniesverband. Hierbij ziet men dan in de practijk wel dat R. I. 263 (3) „de oefeningen van de sectie vormen den grondslag voor de oefeningen van de hoogere infan- terie-afdeelingen, terwijl tevens ook alle bijzonderheden betrekking hebbende op den enkelen man nog kunnen worden overzien", voor wat betreft het laatste gedeelte niet opgaat voor dit soort oefeningen, waarbij de sectiecommandant teveel in beslag wordt genomen door het tactische gedeelte van zijn taak, terwijl bij deze 835

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 61