worden vermeld, dat de machine bij temperaturen tot bij en onder 0° haar werk verrichtte, al moesten dan uiteraard diverse voor zieningen woreen getroffen en al werd dan de arbeidssnelheid wat minder. Regen en mist hebben zij het ook niet in die mate uiteraard eveneens invloed op de snelheid van werken. III. Pneumatische vaartuigen. Waar snel en verrassend optreden in den oorlog steeds een der hoofdfactoren is geweest en waterloopen altijd een der belang rijkste hindernissen gevormd hebben en zullen blijven vormen, valt het niet te verwonderen, dat voortdurend gezocht werd en wordt naar steeds doelmatiger overgangsmiddelen. Onder het nieuwste daartoe gevonden materieel vallen de pneumatische vaartuigen te noemen, overgangsmiddelen met luchtvulling dus. Reeds gedurende den wereldoorlog heeft het Duitsche leger zich met proefnemingen op dit gebied beziggehouden, maar de schaarschte aan rubber maakte gebruik op groote schaal onmo gelijk en men moest zich beperken tot het benutten van het weefsel van vernielde of neergeschoten luchtschepen en dit had niet de verlangde waterdichtheid- en elasticiteit. Na den oorlog heeft men zich met goed gevolg op de samen stelling van de verlangde stof kunnen toeleggen en hebben ver scheidene legers de pneumatische vaartuigen, systeem „Möwe", als licht overgangsmateriëel ingevoerd. Men onderscheidt hiervan de volgende typen No. 2, wegende 28 kg en geschikt voor een belasting van 500 kg, d. z. 4 a 5 volledig uitgeruste manschappen; het opblazen gebeurt in enkele minutentwee gekoppelde booten zijn geschikt voor het overvoeren van de bedie ning van een mitrailleur, een bommenwerper of een klein infanteriekanon 4"Jq. 4A, ontworpen voor de cavalerie, weegt met alle toebehooren 80 kg, zijnde een draaglast voor een paard de boot is 4,5 m lang en kan 1500 kg dragen, d.w.z. 12 volledig uitgeruste huzaren met zadels, enz. iNo. 6 en 6A, wegende 128 kg en geschikt voor het dragen van een last van 3000 kg of 25 volledig uitgeruste manschappen. In de legers, die dit nieuwe vaartuigtype ingevoerd hebben, heeft men zoowel het lichte als het zware type aangenomen met het laatste kan men loopbruggen en lichte colonnebruggen samenstellen: 10 booten, geladen op één wagen met vier paarden, zijn voldoende om een loopbrug van 25 m te slaan. Het nieuwe materieel zal verrassende overgangen ten zeerste bevorderen, want het kan geheel op een gedekte plaats gereed gemaakt en vandaar zonder moeite en lawaai naar het uitgeko men overgangspunt vervoerd worden. De luchtkamers worden 843

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 69