De Franschen voerden toen de z. g. „Cagoules" in, (Zie
fig, I.) kort daarop ook overgenomen door de Engelschendat
waren maskers, vervaardigd van een weefselstof, gedrenkt in
bepaalde chemische oplossingen, en voorzien van oogglazen, die
in het maskerdoek waren bevestigd.
De „Cagoule" werd als een zak heelemaal over het hoofd heen
getrokken, zoodat wat dat betreft, een goede gasdichle afsluiting
werd verkregen, ook al, omdat nu geen aparte bril voor de oogen
meer noodig was.
Van Vullingbussen, In- en uitademingsventielenenz., was echter
nog geen sprakede ademhaling geschiedde gewoon door het
maskerdoek héén, waarbij de in de buitenlucht aanwezige oorlogs-
gassen als het ware gefiltreerd werden en door de in het masker
doek aanwezige chemicaliën werden ontleed en onschadelijk
gemaakt.
Na zeer korten tijd waren deze chemicaliën echter „uitgewerkt"
en dan was het masker natuurlijk onbruikbaar geworden.
Bovendien was het dragen van deze maskers hoogst onaange
naam, doordat bij iedere inademing het kleverige en vochtige
maskerdoek aan het gelaat vastplakte, om bij de eerstvolgende
uitademing „bol" te gaan staan de oogglazen volgden getrouw
al deze bewegingen, zoodat het „gezichtsveld" van den drager
eveneens hoogst onstabiel was
Ook gaven deze maskers slechts bescherming tegen een zeer
beperkt aantal soorten gas (n.l. Chloor en Zwaveldioxyde), zoo
dat bij de invoering van nieuwe gassoorten, naar betere middelen
moest worden gezocht.
Hierdoor ontstonden de z.g. „Muilkorf-maskers" (fig. 2.), be
staande uit een „gelaatstuk" van stijf materiaal, waaraan een
vullingbus, en een bandenstelsel ter bevestiging van het masker
aan het gelaat.
Een afzonderlijke bril beschermde de oogen.
E<r. I.
849