866 b. Kleine en groote moeilijkheden. Zij die uitsluitend in het eigen land verblijven, kennen het buitenland niet. Zij die de geschiedenis van hun land niet bestudeeren zijn geneigd hun zelf vertrouwen te verliezen. Ik zal over „de nationale moeilijkheden" spreken. Ik geloof beslist niet aan nationale moeilijkheden maar ook in moeilijkheden bestaan gradatien, er zijn kleine en groote. Voor een krachtig man b.v. is het breken van een taak een geringe moei lijkheid. De berg „Tai" onder den arm nemen en daarmede de Noordzee oversteken b.v. is een groote moeilijkheid. Met een roeiboot de zee oversteken is een groote moeilijkheid maar als men aan boord van een groot schip, de Azama maru b. v., dan zijn er zelfs geen kleine moeilijkheden. In beide ge vallen is de zee dezelfde. Het verschil ontstaat door het vaartuig. Met de nationale moeilijkheden is dat evenzoo. Een volk „zonder" zelfvertrouwen kan zelfs niet onderscheiden of het met groote moeilijkheden te maken heeft, ik echter geloof beslist niet dat ons Keizerrijk nu nationale moeilijkheden heeft. Met mijn zelfvertrouwen kan ik dat vraagstuk oplossen en U duidelijk maken. Ik ben zeer veel op zee geweest, daarom weet ik het goed en zal daaraan een voorbeeld ontleenen. Beweegt een groot schip zich met geringe snelheid, dan ontstaan er geen golven, gaat men van halve kracht tot volle kracht over, dan beuken de gol ven tegen het voorschip. Nemen wij aan dat de zee dan gelijk olie is, dan ontstaan er ook geen bijzonder hooge witte golven. Maar wel ontstaan zulke golven, afhankelijk van grootte en snelheid van het schip en meerderen weerstand, wanneer een zeekasteel het water doorklieft. De z.g. nationale moeilijkheden van ons Keizerrijk spruiten alle voort uit de golven die ontstaan doordat ons rijk groot is en met groote snelheid voor waarts gaat, echter beslist niet in een orkaan en door woeste golven. Zij die op het schip slapen en wind en golven tegen de patrijspoort hooren slaan kennen het onderscheid niet tusschen orkaan en woeste golven. Daarom gelooven zij ten onrechte dat er nationale moeilijkheden zijn. Een spreekwijze zegt: „als een krachtig man zijn huis verlaat staan er zeven vijanden". Dit is geen fraai gezegde, maar het is zoo. En als het nu met een enkel persoon zoo is, zou het dan met een groot land ook niet zoo zijn? Dan zou het echter er op gaan lijken dat wij de geheele wereld als onze vijanden moeten beschouwen. Onze vijanden tot onze vrienden te maken moet nu juist iets zijn waarmede ons volk zijn verheven talenten kan toonen. Het is niet noodig om zoo maar te praten van nationale moeilijkheden en te weeklagen. W. VAN DER POEL. 9. BESPREKING ORGAAN VAN DE N.I.O.V. AUG. '32 No. 8. Ter gelegenheid van den verjaardag van H.M. de Koningin opent het Aug. No. met de beeltenis onzer Landsvrouwe. Volgt een in memoriam aan J. Leutscher, le Luit. der Marechaussee, ver scheiden aan boord van den K. P. M.-stoomer „Reteh" op de reede van Asahan. Generaal Kruisheer vervolgt zijn relaas over Uit den pioniert jd, de ves tiging van het Nederlandsche bestuur in Z.-Nias", zooals reeds gezegd, een „gezellig", leerzaam verhaal, verlucht door foto's. Majoor R. Posthumus deed zijne voordracht, gehouden voor de offn. van 4 R. I. over de Gewijzigde inzichten inzake de wederzjdsche verhouding van minderen en meerderen in het legerin extenso afdrukken en geeft daarin

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1932 | | pagina 92