el en werd met beide handen gehanteerd. De bedrevenheid in
het hanteeren van dit wapen was bij de Chineezen zeer groot.
Verder gebruikten de Chineezen in het handgemeen dolken,
messen en zelfs gewone stukken hout.
Defensieve wapenen warenhet schild, gevlochten van taaie
rottan en met een zeer groot weerstandsvermogen, verder randjoe's
of piketpalen, gemaakt van ijzerhout.
Teneinde het onbelemmerd gebruik van bestaande paden te
verhinderen, begroeven de Chineezen vaten buskruit onder den
grond en lieten deze dan op het juiste tijdstip in de lucht springen.
Vaandels kenden de Chineezen ook, terwijl bij den Staf, waar
ook de waarzegger en de Tepaykong zich ophielden, de groote
banier nimmer ontbrak.
Waren de bovengenoemde wapens in gebruik bij onze tegenstan
ders in de jaren 1850 tot 1885, in latere jaren bleken de Chineezen,
dank zij den smokkelhandel en de groote toegevendheid van het
Bestuur inzake het afgeven van licenties, moderner bewapend en
de mobiele colonnes, optredende in de Chineesche districten in
de jaren 1912 tot 1914, zullen dit wel aan den lijve gevoeld
hebben. Bij de bespreking van de actie in 1914, zal er gelegen
heid zijn, hierop nader terug te komen.
Vechtwijze.
Vaste regels kenden de Chineezen in den oorlog niet.
Na studie, ben ik evenals de bekende schrijver Van Rees1)
tot de conclusie gekomen, dat zij handig wisten partij te trekken
van het terrein en van de omstandigheden.
Boven den strijd in het open veld, verkozen de Chineezen het
gevecht met vuurwapens achter borstweringen van de bekende
versterkte kongsihuizen of opgeworpen versterkingen, waarbij zij
vaak zorg droegen voor een onbelemmerden terugtocht.
Aanvallen geschiedden met numerieke overmacht; daarbij was
het aantal vuurwapens niet evenredig groot, zoodat ook met stok
ken en knuppels op den vijand werd ingestormd.
De stellingen, die op tactisch juiste punten meesterlijk geko
zen waren, bestreken een groot deel van het voorterrein, verde
digden elkander onderling, terwijl aan het afsluiten van de we
gen en rivieren altijd de noodige aandacht werd besteed.
De aanleuning van de stellingen beoordeelden de Chineezen
•echter vaak wat optimistisch, zoodat het voor een tegenpartij,
die niet tegen zwarigheden opzag en handig wist te omtrekken,
niet erg moeilijk was, om die stellingen van meer gunstige zijde
en met succes te naderen.
De centrale punten van verdediging, t. w. de kongsihuizen had
den veelal 2 bastions voor flankeering en leenden zich tot hard
nekkig standhouden.
Zie Van Rees: Montrado" en „Wachia, Taykong en Amtr".
887