84 man en 105 man.
De toenmalige Resident Wilier vroeg daarom hulp van Java.
De politieke omstandigheden gedoogden echter
toen geen expeditie.
Zich hiervan bewust, doch anderzijds meenende het voorgeval
lene niet te kunnen negeeren, besloot de Regeering de Chineezen
door eenig vertoon van macht tot inkeer te brengen.
Was dit principe van de Regeering juist
Tegenover Oostersche Volkeren is het een voldongen feit, dat
in een bepaalde diplomatie van machtsvertoon slechts zwakheid
wordt erkend, waarna bijna onmiddellijk de macht van de verzets
partij toeneemt. De feiten zullen deze uitspraak ook nu weer be
vestigen.
Regeeringsmaatregelen:
Het fregat „De Rhijn", gereed om naar China te vertrekken,
kreeg opdracht, de Wester-Afdeeling van Borneo aan te doen met
de volgende instructie: „In de Westkust te blijven vertoeven, zoo
lang een langer verblijf door de uitgebroken onlusten dringend
noodzakelijk mocht worden geacht en zoonoodig in overleg met
den Resident te handelen, zooals het nuttigst voor den Lande zou
worden geacht".
Militair doelMachtsvertoon Was de macht toereikend
Politiek doel? Genoegdoening? Kon dit gevergd worden?
Intusschen werd de „Tjipanas" aan de „De Rhijn" toegevoegd.
Na aankomst van de schepen, had een conferentie plaats met
den Resident en werd onmiddellijk door den Commandant besloten
een verkenning te doen uitvoeren tegen de Sedau.
De verkenning had de volgende resultaten
Beschieting van den wal kon niet plaats hebben, wegens het
feit, dat de „De Rhijn", noch de „Tjipanas" dicht genoeg onder
de kust konden komen.
De linkeroever van de Sedau bood een gunstige landingsplaats,
een en ander in verband met een optreden aan den wal.
De Commandant van de „De Rhijn", bevelvoerende officier, be
sloot tot een landing over te gaan, teneinde aan den wal op te treden
894
Toen de Borneosche onlusten een meer dreigend aanzien kregen, hadden
wij in Bantam een exp. macht, om er een opstand van bedenkelijken aard
te bedwingen.
Te Palembang waren wij, ter zelfder tijd, in een oorlog gewikkeld tegen
niet onderworpen volken, die ons gebied hadden geschonden en onze grens
bewoners tot muiterij en afval overhaalden.
Od Bangka hadden wij den beruchten Amir te bevechten.
Omtrent de staatkunde van Boni was de Regeering niet gerust.
Op Java werd te Patjitan een samenzwering ontdekt tegen het Ned. Oezag
en in Djokjakarta was de toestand evenmin rooskleurig.
ZieDe verwikkelingen van het Ned. Ind. Gouvernement met de Chi-
neesche bevolking op Westelijk Borneo, toegelicht. Overdruk uit het Tijd
schrift van Ned.-Indië van 1853, pag. 2.